Petrus geeft de ouderlingen in de Gemeente de opdracht om de kudde Gods te weiden. Uit dit vers blijkt dat “ouderlingen” en “herders” hetzelfde zijn. Ook de begrippen “oudsten”, “voorganger” en “opziener” worden gebruikt ter aanduiding van ouderlingen. Oudsten brengen de Gemeente aan plaatsen waar geestelijk voedsel te vinden is. Zij zouden het goede voorbeeld geven, vooraangaan, opzicht en toezicht houden. Dat betekent niet dat zij heerschappij zouden voeren of regels vaststellen, maar dat zij trouw zouden zijn aan de Overste Herder.
Het aanstellen van oudsten gebeurt naar Bijbelse maatstaven en niet door erover te stemmen. Oudste wórdt men niet, oudste ís men vanwege geestelijke volwassenheid. Als er in een gemeenschap van gelovigen nog geen oudsten zijn, moeten jongeren in het geloof eerst opgroeien tot oudsten, namelijk onderwezen worden in de Schrift. Als er wel oudsten zijn die verantwoordelijkheid kunnen dragen, zouden wij hen gewoon erkennen. Dat neemt niet weg dat iedere gelovige zijn plaats in zou nemen ten opzichte van de Heer. Wij zouden trouw zijn aan de Heer, aan Zijn Woord en in Zijn dienst.
De PDF op deze pagina is een weergave van de studie die via Stichting Vlichthus te downloaden is. Er is via, Vlichthus.nl, ook een hardcopy van de studie te bestellen. Wij danken Vlichthus voor hun werk.
(1 Petrus 5:1,2) De ouderlingen, die onder u zijn, vermaan ik, die een medeouderling, en getuige des lijdens van Christus ben, en deelachtig der heerlijkheid, die geopenbaard zal worden: (2) Weidt de kudde Gods, die onder u is, hebbende opzicht daarover, niet uit bedwang, maar gewilliglijk; noch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed;