Inhoudsopgave
Door: Jan Gutman sr.
Inleiding
Het boek Daniël is de sleutel tot alle bijbelse profetie. Daniël is de vierde van de grote profeten van het Oude Testament, de andere zijn Jesaja, Jeremia en Ezechiël. Jesaja spreekt over de verlossing door de Heer, Jeremia over het oordeel door de Heer, Ezechiël over de eer en glorie van de Heer en Daniël over het Koninkrijk van de Heer. Daniël doet dit met betrekking tot de tijden der heidenen, als God volgens Openb. 11:15 de God van de gehele wereld zal worden.
Tijdens de dienst van Daniël onder koning Nebucadnezar zijn de “tijden der heidenen” begonnen en zij duren tot op de huidige dag. Deze term wordt door de Here Jezus gebruikt, maar niet door Daniël, hoewel deze wel visioenen krijgt die te maken hebben met de volkerenwereld en bovendien aan Nebucadnezar diens droom over de elkaar opvolgende rijken in de “tijden der heidenen” moet uitleggen.
Het gezicht, de droom die Daniël aan Nebucadnezar duidelijk mag maken, is dat over het enorme beeld dat de koning heeft gezien. Het heeft een hoofd van goud, het Babylonische wereldrijk van Nebucadnezar, dat zal worden gevolgd door een rijk met minder macht, het rijk van de Meden en de Perzen, gesymboliseerd door het zilver van borst en armen. Het derde rijk uit de droom wordt gesymboliseerd door het koper van buik en lendenen, het is het Macedonische rijk van Alexander de Grote, een rijk dat wordt gevolgd door het Romeinse wereldrijk, gesymboliseerd door het ijzer van de benen. Verder onthult de profetische droom dat er in het gebied van het Romeinse Rijk een ander rijk komen zal waar tien heersers tegelijk of beurtelings de macht zullen hebben. Een confederatief rijk dat verdeeld is en als los zand aan elkaar verbonden. Dit alles wordt gesymboliseerd door het ijzer en het leem van de twee voeten met de tien tenen. Dit laatste rijk zal bestaan in de tijd van de Wederkomst van Christus als het Koninkrijk Gods op aarde wordt gevestigd, waarmee een einde komt aan de “tijden der heidenen”. Symbool van Gods rijk is de steen die het beeld doet ineenstorten en goud, zilver, koper, ijzer en leem tot stof verpulvert en zelf groeit tot een berg die de gehele aarde vult. Dit Koninkrijk zal geen einde nemen, zoals ook tot Nebucadnezar gezegd werd: “. . . . wat er geschieden zal in het laatste der dagen(vs 28 SV).
De droom van Nebucadnezar wordt Daniël getoond en de uitleg ervan wordt hem gegeven via goddelijke openbaring. Later krijgt Daniël in visioenen meer te horen over de wereldrijken en over het Koninkrijk Gods. In het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babel, dat is 552 voor Chr. en Daniël is dan al meer dan vijftig jaar in Babel, krijgt hij een visioen dat in grote trekken over hetzelfde thema handelt als de droom die Nebucadnezar had. In de droom worden de koninkrijken echter getekend in hun uiterlijke, politieke verschijning en in het visioen worden ze voorgesteld met hun innerlijke, morele en geestelijke kenmerken.
In dit visioen ziet Daniël uit de zee (dit is de volkerenwereld rondom de Middellandse Zee) vier grote dieren opstijgen.
Het eerste dier
Het eerste dier is een leeuw met adelaarsvleugels, hiermee wordt, net als met het gouden hoofd van het beeld uit de droom van Nebucadnezar, het Babylonische rijk bedoeld, in Babel stond aan de ingang van openbare gebouwen dikwijls een beeld van een gevleugelde leeuw. De leeuw verliest dan zijn vleugels en wordt op twee voeten gezet als een mens en hij krijgt ook een mensenhart. Het dier wordt veranderd in een redelijk wezen, het rijk wordt menselijk, mogelijk door de invloed die Daniël door zijn hoge maatschappelijke positie in Babylon had. Maar het kan, gezien Openb. 13:1 10 ook verwijzen naar verstandelijk inzicht als van een mens.
Het tweede dier
Het tweede dier stelt, net als de zilveren borst en armen van het beeld, het rijk van de Meden en Perzen voor, met als belangrijkste kenmerk de honger naar machtsuitbreiding. De vraatzucht van de beer blijkt uit het feit dat hij zich al opricht om een nieuwe prooi te grijpen, terwijl hij nog drie ribben als restant van de vorige prooi in de bek heeft. Hij wordt in zijn vraatzucht nog gestimuleerd door de aanmoediging: Sta op, eet veel vlees.
Het derde dier
Het derde dier, de panter of luipaard, is minder dapper dan de leeuw en ook minder sterk dan de beer, maar even roofzuchtig op machtsuitbreiding belust. Bovendien is het snel, wat uitgebeeld wordt door de vier vleugels. Dit dier symboliseert, net als de koperen buik en lendenen van het beeld uit de droom het Grieks Macedonische rijk van Alexander de Grote, die door een bliksem snelle veldtocht de toenmalige beschaafde wereld veroverde. Na zijn vroege dood werd het rijk verdeeld onder zijn vier generaals, hier aangegeven door de vier koppen, Ptolemeus kreeg Egypte, Seleucus Syrië, Lysimachus Asia en Cassander Macedonië. Uit “hem werd heerschappij gegeven” blijkt duidelijk dat de dieren slechts symbolische voorstellingen zijn, de heerschappij der wereldrijken wordt hun gegeven en wel door God.
Het vierde dier
Het vierde dier overtreft in vraatzucht, kracht en vernielzucht de andere drie dieren, het is een monster, met geen ander dier te vergelijken. De enige benaming die hier op zijn plaats is, is draak. Het symboliseert niet alleen het Romeinse rijk, dat bij het beeld werd voorgesteld door de ijzeren benen, maar ook het rijk dat bij het beeld werd bedoeld met de voeten die deels van ijzer en deels van leem waren en dat uiteindelijk uit het Romeinse rijk zal voortkomen als een soort erfgenaam. Het is het rijk van de machthebber van de eindtijd, in Openb. 13 “het beest uit de zee” genoemd.
Een van de aanwezigen, hier een niet met name genoemde engel, geeft Daniël uitleg over dat wat hij heeft gezien. Vooral de ware zin van het vierde dier en de betekenis van de horens die het op zijn kop heeft als symbolen van macht, zijn zaken waar Daniël belang in stelt, over de andere drie dieren vraagt hij niets. De engel zegt hem dat het vierde rijk zal verschillen van alle andere rijken die ooit op aarde aan de macht zijn geweest. In het vierde rijk zullen tien koningen of regeringsleiders aan de macht zijn die samen een soort eenheid zullen vormen, dit wordt voorgesteld door de tien horens die weer overeenkomen met de tien tenen van het beeld uit de droom. Als er dan een elfde macht, de kleine horen, zich manifesteert, dan brengt deze drie van de tien leiders ten val. Hij zal grote politieke macht uitoefenen en totaal verschillend van de tien eerdergenoemden te werk gaan. Hij zal zich vooral richten tegen de Allerhoogste en diens geheiligden en door tijden en wet te veranderen de oogappel van God, Israël, tot aanbidding van hemzelf te brengen. Dit moet dan leiden tot de vernietiging van Gods volk en het tot een leugen maken van Gods woord, waarin God aan Israël juist zoveel moois beloofd heeft. De wet veranderen leidt tot zonde tegen de oorspronkelijke wet, met de tijden veranderen, wordt bedoeld dat de feestdagen worden veranderd zodat de band met de vaderen wordt verbroken, terwijl God heeft gezegd dat het doel van de feesten de kinderen juist moet worden ingepeperd opdat zij nooit vergeten. Maar zowel in de droom van Nebucadnezar. als in dit visioen van David als in de Openbaring aan Johannes wordt gezegd dat de heerschappij van de antichrist slechts kort zal duren, een tijd, tijden en een halve tijd. Dat wil zeggen 3? jaar, 42 maanden of 1260 dagen. Na die tijd, ook wel de Grote Verdrukking genoemd, zal Christus, hier omschreven als iemand gelijk een mensenzoon, de heerschappij, de eer en de koninklijke macht ontvangen. Hij zal het vierde dier, de grootsprekende en lasterende machthebber doden en zijn lichaam, het rijk dat hij vertegenwoordigt, vernietigen. Dan zal het Koninkrijk der Hemelen worden gevestigd, het Duizendjarig Vrederijk. Maar voordat dit kan aanbreken, moeten de volken geoordeeld worden ten opzichte van hun houding ten aanzien van Israël in die grote verdrukking. Dit zegt Jezus in Matth. 25:31 46 en in Matth. 19:28 dat ook Israël zelf zal worden geoordeeld en wel door de discipelen. Daarom ziet Daniël in zijn visioen dat er tronen worden opgesteld. Zowel de droom van Nebucadnezar als het visioen van Daniël tonen aan dat de loop van de geschiedenis in handen van God ligt. Na ruim 1900 jaar van evangelieprediking zijn er in deze wereld heel wat meer heidenen dan toen de Messias voor de eerste keer verscheen. Ware gelovigen zijn er nu maar een handjevol als we het vergelijken met de enorme aantallen die de God van Abraham, Isaak en Jakob niet kennen. De prediking van Gods evangelie zal nooit de vestiging van Gods koninkrijk bewerkstelligen, dat heeft God ook niet bedoeld. Het zal niet van onderop door ons tot stand komen, maar van bovenaf door Gods ingrijpen in onze geschiedenis, om ons te verlossen. Het zal alles door de Messias tot stand komen.
Profetieën uit het boek Daniël.
Babylon en de uiteinden der aarde.
De voorzeggingen in het boek Daniël worden voornamelijk gedaan over enerzijds het KONINKRIJK DER MENSEN (Dan. 4:17) en anderzijds het KONINKRIJK VAN JAHWEH (Dan. 2:44; 4:3; 7:27). Zo wijzen het afgodsbeeld op het lemen voetstuk, de vurige oven, de boomstomp met een band van ijzer en brons, de vier beesten, en de ram en de geitebok, alle naar een en hetzelfde koninkrijk der mensen in de verschillende fasen van zijn bestaan. Wat het schriftuurlijke grondgebied van dat koninkrijk der mensen betreft, daaronder moeten wij in de eerste plaats verstaan: de landen waar het zijn religieuze invloed doet gelden. Nimrod, zoon van Kus, kleinzoon van Cham en achterkleinzoon van Noach, gaf een begin aan het koninkrijk der mensen te Babel in het land Sinear, waar de taal werd verward. Van dat land trok Nimrod naar Assyrië en ondernam de bouw van de stadstaat Nineve (Gen. 10:8 12). Nimrods rijk bepaalde aanvankelijk de grenzen van het koninkrijk der mensen en zodoende lagen in Assyrië de wortels en werd Babylon de stam van de symbolische boom, het wereldrijk van de valse religie, die in latere jaren zo vermaard zou worden wegens zijn sterkte en hoogte, met een veelheid aan bladeren, een overvloed aan vruchten, en een wijd uitgestrekte boomtop, zodat alle natiën er schaduw onder zouden vinden en hun regeerders op de grote takken ervan zouden verblijven en alle vlees erdoor gevoed zou worden. De mensen zagen op tegen deze boom die Nimrod aan de Eufraat in het midden van de aarde plantte en die tot in de hemel zou reiken en tot aan het UITEINDE DER AARDE zichtbaar zou zijn (Dan. 4:11, 12, 20, 21; Ezech. 17:22 24; Matth. 13:31, 32).
Na Nimrod was het Nebukadnezar die gestalte gaf aan het koninkrijk der mensen. De hooghartige Nebukadnezar was een ‘verwoestende leeuw’ onder zijn tijdgenoten geworden (Jer. 4:7; 50:17) die zich groot en sterk gemaakt had, zodat zijn grootsheid tot in de hemel reikte en zijn heerschappij tot aan het UITEINDE DER AARDE (Dan. 4:22), een toenmalige figuurlijke aarde die zich niet uitstrekte over de gehele globe, maar zich beperkte tot de grenzen van het Babylonische koninkrijk. Europa, Amerika en China behoorden niet tot het koninkrijk der mensen waarover de Chaldeeën te beginnen met Nebukadnezar tijdelijk mochten heersen (Jer. 43:10), totdat de levensboom van hun dynastie op bevel van een hemelse wachter zou worden omgekapt (Dan. 4:23; 5:1 6, 25 31; Jes. 45:1 3).
Een nieuwe grens, een nieuw UITEINDE DER AARDE, werd daarna tot stand gebracht door een derde koninkrijk van symbolisch brons (Dan. 2:32, 39), dat onder leiding van Alexander de Grote als een geitebok opkwam vanaf de ondergang der zon (Dan. 8:5) en de Griekse heerschappij vestigde over het koninkrijk der mensen, dat wil zeggen Babylon en de nu groter geworden figuurlijke aarde, die voortaan delen van Europa omsloot. Van de vier op-volgers van Alexander de Grote onder wie het rijk opgedeeld werd, was het Seleukos Nikator die het grondgebied van Babylon overnam, zodat de opeenvolging van koningen van het noorden (Daniël 11), aangeduid door de kleine hoorn (Dan. 8:9), van start ging bij de dynastie der Seleuciden.
Het Romeinse Rijk werd de overweldiger van het huis der Seleuciden en maakte als nieuwe koning van het noorden de kleine hoorn tot die van de ‘Westerse wereld’. Vanuit hun grote stad Rome ontstond de Christenheid. De Romeins Latijnse fase van het koninkrijk der mensen was van symbolisch ijzer (Dan 2:33, 40). Door middel van eerst het feodale stelsel en later door het inzegenen van en het deelhebben aan de imperialistische missionering, kon Rome als een nieuw Babylon een koninkrijk over de koningen der aarde verkrijgen (Openb. 17:18, 5). Niet voor niets liet de Paus zich vervolgens Pontifex Maximus van het Heilige Roomse Rijk noemen en ging hij de tiara, de drievoudige kroon, dragen. Het koninkrijk der mensen zou nu haar grootste omvang krijgen, maar haar religieuze invloed op Israël was tanende, het was niet meer van symbolisch goud, maar was nu aan roest onderhevig.
Het moge duidelijk zijn dat het uiteinde der aarde schriftuurlijk gezien niet altijd hetzelfde is geweest en dat het koninkrijk der mensen een hele ontwikkeling in samenstelling en heerschappij achter de rug heeft. Nimrod, de geweldige jager die in opstand kwam tegen God, liet zich als heerser verafgoden en bracht de mensen bijeen in vestingen van steden met torens en muren met kantelen (gesymboliseerd door de menselijke kroon). De stad Babylon was het centrum van de valse religie gedurende het eerste deel van het koninkrijk der mensen en Rome als het ‘Babylon de Grote’ het centrum van de valse religie daarna.
Lessen in nederigheid
Jahweh gebruikte in Daniëls tijd de natie Babylon met haar koning Nebukadnezar als een scherprechter tegen het huis van Juda (Jer. 25:1, 8 12), de stamverwanten van David, door Juda in ballingschap te voeren en Jeruzalem met zijn tempel te verwoesten. Nebukadnezar van zijn kant bleef echter herhaaldelijk in gebreke te erkennen dat de macht die hij had verworven niet aan hemzelf toegeschreven moest worden, maar aan de schepper van hemel en aarde Jahweh. Door de visioenen en tekenen die aan Nebukadnezar werden gegeven, werd aan hem en alle mensen na hem geopenbaard dat geen enkel mens ook maar in de geringste mate in staat was te regeren, indien hem dit niet door Jahweh werd toegestaan en dat Jahweh de verdere loopbaan en ondergang van het koninkrijk der mensen al nauwkeurig had bestemd.
Het eerste visioen liet een reusachtig afgodsbeeld zien (Dan. 2:32, 33), met een hoofd van goud (Babylon), borst en armen van zilver (Medo Perzië), buik en dijen van brons (Griekenland), benen van ijzer (Rome), voeten deels van ijzer en deels van gevormd leem (Anglo Amerika?) en tenen deels van ijzer en deels van gevormd leem (Verenigde Naties?). Hoe indrukwekkend en bestendig de opeenvolging van de wereldmachten die door het beeld worden gesymboliseerd ook mag lijken, het geheel zou toch enkel van menselijke makelij blijven en zo kwetsbaar als het lemen voetstuk waar het beeld op stond (Dan. 2:43). Zoals het leem, zo is ook de mens uit de aarde en Jahweh kan hem als een pottenbakker de vorm geven die hij wenst, hij kan de mens maken of breken (Jes. 29:16; Jer. 18:6) en zal aan het eind van onze generatie het koninkrijk der mensen dat zijn eigen volk tegenstaat als met één enkele steenworp van zijn voetstuk stoten, totaal vernietigen en vervangen door het Messiaanse koninkrijk van zijn Zoon (Dan. 2:34, 35, 43, 44). David versus Goliath; Israël tegen de natiën.
De bevrijding door een engel van Hananja (Sadrach), Misaël (Mesach) en Azarja (Abednego) uit de zevenvoudig opgestookte vurige oven die Nebukadnezar bereid had voor degenen die zijn gouden afgodsbeeld in de vlakte van Dura niet wilden aanbidden (Dan. 1:7;3:16 20, 25), was een voorafschaduwing van de komende grote verdrukking over de door Jahweh geroepenen (Mal. 3:1-3;
Matth. 24:21, 22;1 Kor. 3:13), het louteringsvuur waarmee Jahwehs dag begint (Dan. 12:1, 7, 10;Mal. 4:1 3) op het moment dat met name Rome ‘VREDE EN ZEKERHEID’ roept (1 Thess. 5:2, 3). Wanneer Jahweh aan het eind van de grote verdrukking rechtstreeks in het menselijk gebeuren laat ingrijpen, zal Hij een onderscheid maken tussen degenen die het beeld van het koninkrijk der mensen aanbidden en degenen die dat niet doen (Openb. 13:4 18;14:9 12) en zal Hij de uitverkorenen, de eerstelingen van zijn oogst (Openb. 14:13, 16), uit de verdrukking bevrijden, maar de zure druiven van de andere oogst (Openb. 14:17) in de wijnpers van de toorn van zijn gramschap laten treden (Openb. 14:19, 20).
Waar het toe leidt wanneer aanbidding van de schepping boven de aanbidding van de Schepper wordt gesteld (Rom. 1:25), werd getoond door de eerste vervulling van het visioen van de imponerende boom in het midden der aarde, die omgekapt werd en waarvan de stronk door een band van ijzer en brons in bedwang werd gehouden (Dan. 4:10 33); voor Nebukadnezar betekende dit, nadat hij aanmatigend had gehandeld, zeven letterlijke jaren van krankzinnigheid, gedurende welke hij bij de dieren van het veld moest leven. In de grotere vervulling begon het kappen van de symbolische boom met het ‘teken aan de wand’ op Belsa-zars galgenmaal (Dan. 5:1 6, 25 31) en werd het kappen voltooid door het tot een woestenij worden van de stad Babylon in 293 v. Chr. (Jes. 13:19, 20). De boomstomp van Babylon werd door de sterk Grieks georiënteerde Romeinen een band van ijzer en brons omgedaan, door het verleggen van de regeringszetel van het koninkrijk der mensen naar hun grote stad Rome. Als de macht van Rome voorgoed wordt afgeworpen (Openb. 9:20, 21;14:7, 8), dan zal de boom mogelijk weer gaan uitschieten wanneer het centrum van de valse religie opnieuw in het Midden Oosten komt te liggen, na- dat de engelen die bij de grote rivier de Eufraat zijn vastgebonden worden losgelaten (Openb. 9:14) en de weg wordt bereid voor de koningen van de opgang der zon (Openb. 16:12; Islam?). De totale levensduur van de boom, het koninkrijk der mensen, is gelijk aan de tijden der natiën, zeven tijden volgens de verordening van de wachters, op het eind waarvan Jahweh de geringst geachte der mensen de wereldheerschappij zal doen toekomen
(Dan. 4:17;7:13, 14). Willen wij een les trekken uit Nebukadnezars krankzinnigheid, dan dienen wij eerst het koninkrijk Gods te zoeken (Matth. 6:33) om niet overgegeven te worden aan de geestesgeteldheid die al velen in onze tijd, overeenkomstig de toestand van hun harten, zich als dieren doet gedragen en dingen laat doen die onbetamelijk zijn (Rom. 1:24, 28), en hen gereed maakt voor de vernietiging.
Vier fasen in het koninkrijk der mensen
Daniël zag vier beesten opstijgen uit de uitgestrekte zee van volkeren en natiën (Dan. 7:2 7; Openb. 17:15), die achtereenvolgens vier van het Hebreeuws afwijkende ‘religieuze’ talen zouden gaan spreken: het Chaldeeuws, het Aramees, het Grieks, en het Latijn. De vier beesten delen kenmerken met het beest dat Johannes uit de zee zag opstijgen (Openb. 13:1, 2) en dat tien horens had en geleek op een luipaard (Nimrods jagerstooi), maar met poten als die van een beer (verbrijzelend gelijk het imperialistisch/feodale stelsel) en een muil als een leeuwenmuil (de grootspraak van Babylon de Grote: “God is met ons”).
Het eerste beest dat Daniël zag, was gelijk een leeuw met vleugels van een arend (Dan. 7:3, 4) Assyrië en Babylon. Jeremia beschreef het leeuwenelement ervan als volgt: “Israel is een her en der gedreven schaap. Ja, leeuwen hebben hem verjaagd. In het eerste geval heeft de koning van Assyrië hem verslonden (de tien stammen van het noordelijke koninkrijk) en in dit laatste geval heeft Nebukadnezar, de koning van Babylon, zijn beenderen (Juda en Benjamin) afgeknaagd (Jer. 50:17). Het verleggen van de regeringszetel van het koninkrijk der mensen van het Assyrische Nineve naar Babylon werd afgebeeld door het uitrukken van de arendsvleugels. De Assyriërs waren berucht om hun wreedheid. Nebukadnezar werd door Jahweh echter sterk ingeperkt in het toedienen van straffen aan zijn ongehoorzame volk en moest door zijn tijdelijke krankzinnigheid nederigheid leren. Het beest werd rechtop gezet en een mensenhart gegeven.
De tweede beerachtige wereldmacht die gezien werd (Dan. 7:5), was die van de Meden en Perzen. Het koninkrijk der mensen mocht zich nu uitbreiden tot tegen India in het noordoosten en Ethiopië in het zuidwesten, afgebeeld door het eten van veel vlees. De Perzische lijn in de dynastie oversteeg die van de Meden: het oprichten aan één zijde van het beest. Ook bij het overeenkomstige beeld van de Ram in hoofdstuk 8 zien wij iets dergelijks, de ene horen was hoger dan de andere (Dan. 8:3). De drie ribben in de muil van het beest blijken de drie functionarissen te zijn die over de honderdtwintig satrapen werden aangesteld (Dan 6. :1, 2). Of Rusland in onze eindtijd het beerachtige element van Medo Perzië zal overnemen, valt nog te bezien.
Het derde beest dat Daniël zag, was een luipaard met vier vleugels en vier koppen (Dan. 7:6). Met dit beest komt de geitebok uit het achtste hoofdstuk overeen, in de periode voor het ontstaan van diens kleine hoorn, maar nadat de oorspronkelijke grote hoorn was weggebroken en er vier hoorns voor in de plaats waren gekomen. Dit beest werd door de engel Gabriël als Griekenland geïdentificeerd (Dan. 8:8, 21, 22). Alexander de Grote was de eerste hoorn en zijn heerschappij werd na zijn dood opgedeeld onder vier van zijn generaals, die ieder naar de richting van de vier windstreken hun eigen dynastie stichtten, de vier vleugels en de vier koppen. De Seleuciden, de lijn van de koning van het noorden en de Ptolemaeën, de lijn van de koning van het zuiden, waren degenen die in de ontwikkeling van Jahwehs voornemen de meer belangrijke plaatsen innamen: de ‘dijen van koper’ van het eerder geziene afgodsbeeld op het lemen voetstuk (Dan. 2:32). De strijd tussen de koning van het noorden en de koning van het zuiden zou tot in onze eindtijd voortduren (Dan. 11:3 45; toekomstige kruistochten?). Alexander de Grote had van de stad Babylon de hoofdstad van zijn rijk willen maken, maar dit werd door zijn dood verijdeld. Vervolgens zorgden overstromingen van de Eufraat ervoor, dat de stad onbewoonbaar werd en de bewoners ervan naar Seleucia aan de Tigris moesten trekken, waardoor de profetie werd vervuld, dat Babylon als een met een steen verzwaard uitgelezen boek in de Eufraat zou moeten wegzinken (Jer. 51:61 64).
Het vierde door Daniël voorzegde beest (Dan. 7:7), beschrijft de loopbaan van de symbolische koning van het noorden ten aanzien van de heiligen (broeders van de Messias) van de allerhoogsten (Jahweh en Joshua). Het koper van de klauwen van het vierde beest (Dan. 7:19), is de vals religieuze en filosofische invloed van Griekenland (Hellinisme), die als een buitenlandse god (Dan. 11:39) in de Christenheid is geïnfiltreerd. De tien ijzeren tanden in de muil van het beest (Dan. 7:19) betekenen tien ‘Christelijke’ naties in onderworpenheid aan Rome (vergelijk de drie ribben in de muil van de beer). De kleine hoorn die oprees en waarvoor drie eerdere hoorns werden uitgerukt (Dan. 7:8), bleek Engeland te zijn, de Engelse taal is na het Latijn de wereldtaal geworden. Het was Engeland dat zich als eerste ‘Christelijke’ natie losweekte van het kerkelijk gezag van Rome en dat voorts Nederland, Spanje en Portugal vernederde op het wereldtoneel. Engeland verloor zijn positie als wereldmacht in de periode tussen de eerste en tweede wereldoorlog, waarna haar voormalige kolonie Amerika, mede door de ontwikkeling van de atoombom, zich als wereldmacht ging profileren en de valse profeet (Openb. 16:13) werd die aanzette tot het oprichten van de Verenigde Naties, het beeld voor het koninkrijk der mensen
(Openb. 13:11 13).
De Verenigde Naties tenslotte zijn het scharlakengekleurde beest, dat door Babylon de Grote wordt bereden (Openb. 17:3, 5), het beest dat was, maar niet is en toch tegenwoordig zal zijn (Openb. 17:8), de achtste koning die voortspruit uit de zeven (Openb. 17:11), waarvan de tien hoorns slechts voor één uur autoriteit als koningen met het beest zullen krijgen (Openb. 17:12) om de grote stad die het koningschap over hen heeft (Openb. 17:18) te vernietigen en te strijden tegen het Lam, de geroepenen, de uitverkorenen en de getrouwen (Openb. 17:14 17). Het uur, dat de geestelijk doden in Joshuas tijd zijn stem hoorden (Joh. 5:25), kwam met drie en een half jaar overeen, zodat de autoriteit van de tien hoorns waarschijnlijk alleen zal gelden voor de bestemde tijd, bestemde tijden, en een halve, van de grote verdrukking (Dan. 12:1, 7).
De bestemde 2300 jaar en de koningen van het noorden
Er stak wellicht een reden achter dat Paulus die een apostel voor de natiën werd (Rom. 1:1, 5) vanuit Syrisch Antiochië aan zijn zendingsreizen begon. Het was immers Seleukos Nikator die dit Antiochië ongeveer 281 v. Chr. oprichtte om daarvanuit te regeren, zodat wij kunnen zeggen dat de dynastie van de koningen van het noorden hier haar wortels had. De koningen van het noorden zouden de scherprechter worden van de overtreders van het verbond (Dan. 8:19, 23;11:31 36) en het vuur van de vervolging gaan aanwakkeren voor zowel het avondslachtoffer, Israëls overblijfsel in de eerste eeuw (Rom. 9:27), als het ochtendslachtoffer, het overblijfsel van de natiën in onze tijd (Exod. 30:7, 8;Lev. 23:10-18).
De koningen van het noorden worden in Daniëls profetie ook weergegeven door de kleine hoorn, die uit een van de vier hoorns van de Griekse geitebok oprijst (Dan. 8:9 12, 21) en die eerst een scheiding teweeg brengt onder de natuurlijke Israëlieten (heerleger vs. 10 Makkabeeën?), dan enkelen van de Messiaanse gemeente van de eerste eeuw doet afvallen (vs 10 de sterren), vervolgens de zondeslachtoffers doet ophouden (vs 11 het bestendig kenmerk), Jeruzalem met zijn tempel verwoest (vs 11 plaats en heiligdom) en daarna de meeste gelovigen (vs 12 heerleger) geleidelijk aan tot afval aanzet en zo hun getuigenis (vs 12 bestendig kenmerk) voor Jahweh onaanvaardbaar maakt. De koning die niet in eigen kracht maar door het instellen van een pretoriaanse lijfwacht machtig werd (Dan. 8:24; 11:23) was Tiberius, de opvolger van Caesar Augustus (Octavianus, de achterneef van Julius Caesar). Caesar Augustus op zijn beurt had volkstellingen laten houden om beter belastingen te kunnen heffen (Luk. 2:1) en was de afperser die door het koninkrijk ging (Dan. 11:20). Voordat het Romeinse rijk in een oostelijk en een westelijk deel uiteenviel (Byzantium werd Constantinopel), was het keizer Constantijn die een afvallig Christendom annexeerde en tot zijn staatsreligie maakte, om door deze religie, die toch niet de godsdienst van zijn voorvaderen was (Dan. 11:37 39) god der vestingen is Nimrod, de buitenlandse god is het Hellenisme), macht te kunnen behouden en zelf vorsten te kunnen aanstellen of afzetten. De laatste koning van het noorden zal aan het einde van de grote verdrukking zonder hand worden verbroken (Dan. 8:25; 11:45; 12:1).
Hoe lang zou de koning van het noorden succesvol blijven in zijn verderfelijk handelen, om zowel de heilige plaats als het heerleger tot dingen te maken om te vertrappen? (Dan. 8:13) Als antwoord werd gegeven: “Tot tweeduizenddriehonderd avonden en morgens en de heilige plaats zal stellig in haar juiste toestand worden gebracht” (Dan. 8:14). Deze periode zou het avondslachtoffer en het ochtendslachtoffer van eerstelingen aan mensen moeten omvatten en derhalve in jaren en niet in dagen uitgedrukt moeten worden. Wanneer begon deze periode? De kleine hoorn rees niet op uit de hoorn die Alexander de Grote symboliseerde, maar uit die van Seleukos Nikator. Alexanders dood in 323 v. Chr. (Dan. 11:4) valt dus af als bepalende gebeurtenis. Dan rest de vraag of we naar het jaar van Seleukos dood moeten kijken (280 v. Chr. ), of naar het eerdere tijdstip van het toebereiden van zijn opvolger, of naar het jaar 293 v. Chr. toen de stad Babylon in Mesopotamië overeenkomstig de profetieën tot een ruïne verviel en niet langer als het centrum van valse religie kon dienen (verg. Jer. 51:62 64; Openb. 18:21). Er is dus niet met zekerheid een startdatum te geven voor de bestemde 2300 jaar, wel schijnt te kunnen worden gezegd dat het einde van die periode (Dan. 11:45) na 2007 moet liggen. Het einde van de 2300 jaar hoeft niet noodzakelijkerwijs het einde van de opeenvolging van koningen van het noorden te betekenen, veeleer wordt erdoor het tijdstip aangegeven waarop aan de verstrooiing (diaspora) van Israël een einde zal zijn gekomen en de geest van omhoog weer over het natuurlijke Israël uitgestort gaat worden (Jes. 32:15 20; Zach. 12:10) en het reinigen van valse religie van de letterlijke stad Jeruzalem een aanvang neemt (Zach. 13:1, 2).
Het plaatsnemen van het hemelse gerechtshof
De gehele oordeelsvoltrekking is in handen gelegd van de Zoon des mensen, hij bekrachtigt als de Amen de vonnissen die de Va- der velt (Joh. 5:22, 30). Jahweh en Joshua zijn de Allerhoogsten, de broeders van Joshua zijn de heiligen en Israël is het volk van de heiligen. Het hemelse gerechtshof neemt pas zitting aan het einde van de tijd, tijden en een halve tijd, gedurende welke de heiligen van de Allerhoogsten in handen van de laatste koning van het noorden, de kleine hoorn, zijn gegeven (Dan. 7:21 26; 12:7). De zeven tijden der natiën eindigen nadat op de zevende trompet wordt geblazen en de rechterstoelen zijn opgesteld (Rom. 14:10; 2 Kor. 5:10). Vervolgens verschijnt de Zoon des mensen voor de Oude van Dagen en wordt hem de heerschappij over het koninkrijk der mensen gegeven (Dan. 7:13, 14; Openb. 11:15), waarna de macht van de laatste koning van het noorden (Amerika?) volledig wordt tenietgedaan (Dan. 8:25; 11:45). Dan breekt het tijdstip aan om de doden te oordelen en om aan Jahwehs dienstknechten, de profeten, aan de heiligen en aan hen die Jahweh als God vrezen, de kleinen en de groten, hun BELONING te geven en om hen te verderven die de aarde verderven (Openb. 11:18).
Pas na de grote verdrukking begint de periode waarin het teken van de Zoon des mensen (Matth. 24:29, 30) wordt gezien, waarbij Joshua zich als opperherder openbaart (2 Tess. 1:10;1 Petr. 5:4) door zijn engelen met een luid trompetgeschal (!) uit te zenden om zijn uitverkorenen bijeen te vergaderen (Matth. 24:31), waarna de eerste opstanding plaatsvindt gedurende deze laatste trompet (Joz. 6:1-5;1 Kor. 15:51), opdat de heiligen hun onverwelkelijke kroon der heerlijkheid ontvangen, van eeuwig leven in eendracht met Jahweh en Joshua Messias. Hierna zal de staf van Joshuas sterkte uit Sion worden gezonden om te gaan onderwerpen temidden van zijn vijanden (Num. 24:17;Ps. 2:1 12; Ps. 110:1, 2;Openb. 2:26 28; Openb. 22:16). Met de staf der heiligen, zal ook Israël als hun volk zich gewillig aanbieden op de dag van Joshuas strijdkracht, aan de dageraad van het Millenni-um (Ps. 110:3). Jahwehs hand zal dan teruggekeerd zijn over het natuurlijke Israël dat na de verwoesting van Jerusalem in 70 onbetekenend geworden was. Twee delen in het land zullen afgesneden zijn, maar het resterende derde deel is voor overleving gekentekend, door het vuur van de grote verdrukking heenge- bracht en gelouterd (Zach. 13:7 9). Op dat moment zijn de voor een tijd en een tijdperk (Dan. 7:12) overgebleven natiën naar Harmagedon opgetrokken (Openb. 16:12 16) en belegeren Jeruzalem, maar zij zullen niet standhouden en zullen in het dal van Josafat (Joël 3:2, 12 17) dat in de olijfberg gevormd wordt (Num. 16:1 3, 32, 33;Zach. 14:3, 4) geoordeeld worden.
Het zijn de heiligen die door hun geloof de wereld der natiën zullen overwinnen (Ef. 2:2;1 Joh. 5:4, 19; 2:15, 16) en die op de oordeelsdag die begint bij het huis van God (1 Petr. 4:17) vrijmoedigheid van spreken zullen hebben (1 Joh. 4:17, 18) tot een getuigenis voor de wereld (Openb. 6:9 11;12:17;14:1 13). Zij stellen geloof in het woord van de Messias dat hij door de Vader is uitgezonden en ze zijn daardoor van de dood tot het leven overgegaan (Joh. 5:24;10:27, 28). Deze broeders van Joshua, die een nieuwe schepping zijn (2 Kor. 5:17) en als zodanig de eerstelingen in de geest hebben (Rom. 8:23) zullen hun aanneming als zonen verkrijgen bij het kentekenwerk dat wordt verricht voordat de grote verdrukking losbarst (Ezech. 9:1-7;Openb. 7:3, 4) vanaf dat moment zijn zij gered en zullen zij niet meer tezamen met de wereld worden geoordeeld (1 Kor. 3:15;11:32;Openb. 3:10), wanneer over hen het louteringsvuur van vervolging komt (Mal. 4:1;1 Kor. 3:13). Allen die met godvruchtige toewijding in eendracht met Joshua Messias wensen te leven, zullen ook vervolgd worden (Rom. 8:17;2 Tim. 3:12;Heb. 12:7, 8). De heiligen echter die na afloop van de grote verdrukking deel hebben aan de eerste opstanding, zullen niet meer onder autoriteit van de tweede dood staan (Openb. 20:6) en komen niet meer in het oordeel over Gog en Magog na afloop van de duizend jaar (Openb. 20:7 10).
De zeventig jaarweken
Terwijl Daniël uitzag naar de herbouw van de tempel te Jeruzalem (Jer. 25:12;29:10;Dan. 9:2), wist hij tevens dat deze na het herstel ervan nogmaals omvergehaald zou worden (Dan. 8:11). Wanneer zou de maat voor Israels overtredingen opnieuw vol zijn en zou er daarna nog vergiffenis mogelijk zijn? Hierop kwam een antwoord in de profetie van de zeventig jaarweken, die de tijdsperiode voor het verzoeningswerk van de beloofde Messias voorspelde (Gen. 3:15;Jes. 53:5;1 Petr. 2:24) en die begint als volgt (Dan. 7:24):
- Zeventig weken (zevens) zijn toebedeeld aan uw volk en aan uw heilige stad, om een grens aan de overtredingen te stellen;
- de zondoffers (chata) te doen ophouden;
- verzoening te doen voor dwalingen;
- eeuwige rechtvaardigheid in te stellen;
- visioen en profeet te bezegelen;
- de Heilige der heiligen te zalven.
ad. 1:
De grens voor Israels overtreding werd bereikt op het moment dat zij als volk openlijk voor Pontius Pilatus de Messias als hun toekomstige koning verwierpen (Matth. 27:22). Door middel van de illustratie van de wijngaard (Matth. 21:38) had Joshua Messias aan de Farizeeën bekend gemaakt wie de erfgenaam van het koninkrijk was en dat zij in hun moordzucht de maat van hun voorvaderen vol zouden maken (Matth. 23:32).
ad. 2:
Het offer dat Joshua aan de martelpaal bracht, was volmaakt en derhalve eenmalig (Joh. 1:29; Hebr. 9:28), zodat er geen verdere noodzaak tot dierenoffers overbleef (Hebr. 9:13 15).
ad. 3:
De Israelieten werden losgekocht van de vloek die op het overtreden van de Mozaïsche Wet rustte (Deut. 21:23;27:26; Num. 21:9;Gal. 3:13) door de waarde van het vergoten bloed van Joshua, waarmee hij als hogepriester de hemel binnenging (Hebr. 9:11, 12, 24). Het scheuren van het gordijn, dat in de met handen gemaakte tempel voor een afscheiding zorgde van het allerheiligste (Matth. 27:51), diende als teken dat het ter verzoening sprenkelen van dierenbloed had afgedaan (Lev. 16:15).
ad. 4:
Voor het eerst in de geschiedenis zouden mensen voor eeuwig rechtvaardig verklaard worden op grond van geloof en het navolgen van de aardse loopbaan van de Messias (Hand. 4:12;Rom 3:21 23)
ad. 5:
Door tekenen uit de hemel en wonderen werd getuigenis afgelegd dat Joshua de beloofde Messias was en dat wat in visioenen aan Daniël en andere profeten was meegedeeld op waarheid berustte (Matth. 17:1-9;2 Petr. 1:16 21).
ad. 6:
De zalving met olie diende in Israël om de troonopvolger te benoemen (1 Sam. 16:1, 13). Gebouwen of delen daarvan werden niet gezalfd. Joshua Messias was door Jahweh tot erfgenaam van het koninkrijk der hemelen bestemd en werd daarom bij zijn doop in de Jordaan gezalfd met de Heilige Geest in de vorm van een duif (Matth. 3:16). Het licht der wereld zou nu niet meer uit olie, maar uit de Heilige Geest komen (Joh. 8:12) en Joshua was in zijn zalving uitnemender dan zijn metgezellen, hij was de Heilige der heiligen (Ps. 45:7).