Israël


God verkoos Israël. Het was daarmee Gods volk. Wat waren, naast de belofte dat uit het volk de Messias zou komen, de consequenties voor Israël? Is hun uitverkiezing wel een zegen?


De voorwaarden

Een verbond tussen twee partijen komt er kort gezegd op neer dat twee partijen samen de afspraak maken, dat als de ene partij iets doet voor de ander, dat de andere partij daar iets voor terugdoet. En zolang beide partijen binnen de grenzen van het verbond blijven, is er niets aan de hand.

God sloot een verbond met Israël en Hij gaf de opdracht om Zijn voorwaarden vast te leggen. Aan die voorwaarden moest Israël zich houden. In de bijbel worden die voorwaarden de wet genoemd. Bij de wet gaat het niet alleen om de Tien Geboden. Het was wel iets meer dan dat. Het waren alle regels en voorschriften die in de Thora zijn vastgelegd en die te vinden zijn in de boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. In het totaal gaat het om 613 stuks. De Joden noemen dit 613 Mitswot.

Maar er staat dan ook wel iets tegenover. Als Israël zich aan deze 613 regels en voorschriften houdt dan belooft God dat Israël een groot aantal zegeningen zou ontvangen en die zegeningen liegen er niet om. Ze worden beschreven in Deuteronomium 28:1-14.

En het zal gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, nauwgezet gehoorzaam bent, door al Zijn geboden, die ik u heden gebied, nauwlettend in acht te nemen, dat de HEERE, uw God, u dan een plaats zal geven hoog boven alle volken van de aarde. En al deze zegeningen zullen over u komen en u bereiken, wanneer u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam bent: Gezegend zult u zijn in de stad, en gezegend zult u zijn op het veld. Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. Gezegend zal zijn uw korf en uw baktrog. Gezegend zult u zijn bij uw komen, gezegend zult u zijn bij uw weggaan. De HEERE zal geven dat uw vijanden die u aanvallen, door u verslagen worden; over één weg zullen zij tegen u uittrekken, maar over zeven wegen zullen zij voor u wegvluchten. De HEERE zal de zegen over u gebieden in uw schuren en in alles wat u ter hand neemt. Hij zal u zegenen in het land dat de HEERE, uw God, u geeft. De HEERE zal u voor Zichzelf bevestigen tot een heilig volk, zoals Hij u gezworen heeft, als u de geboden van de HEERE, uw God, in acht neemt en in Zijn wegen gaat. En alle volken van de aarde zullen zien dat de Naam van de HEERE over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u bevreesd zijn. En de HEERE zal u een overvloed ten goede geven, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee en in de vrucht van uw land, in het land dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft u te zullen geven. De HEERE zal voor u Zijn rijke schatkamer, de hemel, openen, door uw land regen te geven op zijn tijd en door al het werk van uw handen te zegenen. U zult aan vele volken uitlenen, maar u zult zelf niet hoeven te lenen. De HEERE zal u tot een hoofd maken en niet tot een staart, en u zult uitsluitend omhoog gaan en niet omlaag, als u gehoorzaam bent aan de geboden van de HEERE, uw God, waarvan ik u heden gebied dat u ze in acht neemt en houdt, en als u niet afwijkt van al de woorden die ik u heden gebied, naar rechts of naar links, door achter andere goden aan te gaan en die te dienen. (Deuteronomium 28:1-14 HSV)

Aardse zegeningen

Wat opvalt in de opsomming van Deuteronomium 28 is dat het alleen om aardse beloningen, aardse zegeningen, zoals rijkdom en voorspoed gaat. Dat was is ook wel te verwachten; Bij de wet gaat het om een aards verbond. Daarom wordt van de wet gezegd dat het op het vlees is gelegd en niet op de geest. En daarom zijn de beloningen ook alleen aardse beloningen. Het houden van de wet was niet voldoende om niet aardse, dus geestelijke beloningen te ontvangen. Niet aardse, maar geestelijke beloningen waarvan het belangrijkste is het verkrijgen van het eeuwig leven. Voor het verkrijgen van Geestelijke zegeningen moest nog iets anders gebeuren. Israël was dus niet klaar met het alleen onderhouden van de wet. In Deuteronomium 6:4,5 staat, de eerste en voornaamste voorwaarde.  Luister, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één! Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht. (Deuteronomium 6:4-5 HSV)

Dus voor het verkrijgen van aardse zegeningen moet Israël zich houden aan de voorwaarden van hun verbond met God en dat is de wet. Voor het verkrijgen van Hemelse zegeningen, zoals het eeuwig leven moest Israël God onvoorwaardelijk liefhebben.

Israël maakt zijn uitverkiezing niet waar

Het lijkt allemaal zo simpel; God liefhebben en alle wetten stipt onderhouden. Israël heeft vooral het onderhouden van de wetten uit alle macht geprobeerd, maar God liefhebben, dat bleek vaak een stuk lastiger. God eist een gelovig Israël, omdat Israël de taak moet vervullen die Hij vanaf het begin de Zonen Gods heeft toegedacht: de aarde weer onder het gezag van God brengen. Nog steeds dezelfde opdracht die hij aan Adam had gegeven. Hoewel er steeds gelovige Israëlieten zijn geweest, was het volk Israël meer wettisch dan gelovig en uiteindelijk wordt het door het overspelig nalopen van vreemde Goden verworpen door God. In Hosea 1 wordt deze verwerping als volgt beschreven: “Op die dag zal het gebeuren dat Ik de boog van Israël zal breken in het dal van Jizreël. Zij werd opnieuw zwanger, en zij baarde een dochter. Daarop zei Hij tegen hem: Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want Ik zal hen zeker wegvoeren. Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en Ik zal hen verlossen door de HEERE, hun God. Ik zal hen echter niet verlossen door boog, door zwaard, door strijd, door paarden of door ruiters. Toen zij Lo-Ruchama niet meer de borst gaf, werd zij weer zwanger, en zij baarde een zoon. En Hij zei: Geef hem de naam Lo-Ammi,
want u bent niet Mijn volk en Ík zal er voor u niet zijn. Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: Kinderen van de levende God. Dan zullen de Judeeërs bijeengebracht worden samen met de Israëlieten. Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken; want groot zal de dag van Jizreël zijn. Zeg tegen uw broeders: Ammi, en tegen uw zusters: Ruchama.”
(Hosea 1:5-12 HSV)

De verwerping van Israël

De verwerping van Israël is een steeds terugkerend thema in het Oude Testament. Zowel in de grote als in de kleine profeten wordt het verbond tussen God en Israël dikwijls voorgesteld als een huwelijksrelatie, waarin God de man en Israël de vrouw is. Kenmerkend voor dit huwelijk is het overspel van de vrouw; Israël vervalt voortdurend in afgoderij, de vrouw hoereert met andere mannen.

Nadat het koninkrijk van Salomo is gesplitst in het tien-stammenrijk Israël en het twee-stammenrijk Juda, verandert het beeld van één vrouw naar twee zusters. Afkerigheid (Israël) en trouweloze (Juda) zijn beide getrouwd met God, hebben beide een verbond met God. In Jeremia 3:6-10 staat het volgende hierover: “In de dagen van koning Josia zei de HEERE tegen mij: Hebt u gezien wat het afvallige Israël gedaan heeft? Zij ging elke hoge berg op en onder elke bladerrijke boom, en bedreef daar hoererij. Ik zei, nadat zij al deze dingen gedaan had: Keer terug naar Mij, maar zij keerde niet terug. Dat zag haar trouweloze zuster Juda. Maar Ik zag, toen Ik vanwege alles waarin het afvallige Israël overspel had gepleegd, haar weggestuurd had en haar een echtscheidingsbrief gegeven had, dat Juda, haar trouweloze zuster, niet bevreesd werd. Zij ging zelf ook hoererij bedrijven. Zo gebeurde het dat het land door haar lichtzinnige hoererij ontheiligd werd, want zij pleegde overspel met steen en met hout. Zelfs in dit alles heeft haar trouweloze zuster Juda zich niet tot Mij bekeerd met heel haar hart, maar slechts in schijn, spreekt de HEERE.” (Jeremia 3:6-10 HSV)

Israël (10 stammen) wordt verstoten en krijgt van God een scheidbrief, d.w.z. God erkent Israël niet meer als Zijn volk, het huwelijk wordt ontbonden. Daarmee komt Israël gelijk te staan met alle andere volkeren die in de Bijbel ook wel de heidenen worden genoemd. Het andere huwelijk, het huwelijk tussen God en Juda (twee stammen) is zonder meer slecht te noemen, er was van de kant van de vrouw alleen plichtsgevoel, het zich houden aan de wet. Liefde (geloof) was er niet of nauwelijks en ook dat huwelijk zal door het gebrek aan liefde geen standhouden. Hoe het einde van dat huwelijk tot stand komt, wordt later in dit hoofdstuk beschreven. Maar eerst het volgende.

Jahwe = Christus

De God van het Oude Testament wordt ook wel Jahwe genoemd. In het Christendom is de leer van de drie-eenheid de theologische opvatting die er vanuit gaat dat er één God bestaat in drie goddelijke personen: de Vader, de Zoon (Jezus Christus) en de Heilige Geest. In het verleden is er veel strijd geweest over deze leer en ook nu zijn er nog veel gelovigen die zich niet in de leer kunnen vinden. Om de discussie hier opnieuw te gaan voeren lijkt me overbodig, maar dat wat over God de Vader in de Bijbel wordt gezegd neem ik nu wel als uitgangspunt. God de Vader heeft een aparte positie die gekenmerkt wordt door het onvermogen van een mens om hem te kunnen zien. In Exodus 33:20 staat: “U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.” We kunnen de conclusie trekken dat de God die spreekt met en gezien wordt door Adam en Eva, Noach, Abraham, Henoch en nog vele anderen in het Oude Testament door de uitspraak in Exodus 33:20 niet God de Vader kan zijn. Ze zijn namelijk niet dood neergevallen toen ze een ontmoeting hadden met God. Exodus 33:20 spreekt over God de vader, die woont in een ontoegankelijk licht in de hemel.

Johannes de doper zegt: “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.” (Johannes 1:18, HSV). Ook uit deze uitspraak van Johannes blijkt dat de God die in de bijbel door mensen, in welke verschijningsvorm dan ook, werden gezien niet God de Vader kan zijn.

Maar wie is het dan wel. Er blijven twee mogelijkheden over: De Zoon of de Heilige Geest. Van de Heilige Geest weten we dat die aan ons wordt gegeven, ons leidt of ons iets ingeeft. De Heilige Geest neemt in de bijbel op geen enkele plaats een menselijke gestalte aan. En dus moeten we de conclusie trekken dat de God van het Oude Testament, oftewel Jahwe, verschijningsvormen van God de Zoon zijn en daarmee kan van Jezus van Nazareth hetzelfde gezegd worden, ook hij is de Zoon van God. De uitspraak die Jezus deed over Abraham was voor de Joden, die Jezus niet zagen als de Zoon van God, maar als een profeet, ook niet te begrijpen. “Jezus zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham geboren was, ben Ik.”  (Johannes 8:58, HSV).

Jezus vervangt zowel Adam als Israël

God (Jahwe) probeert het hele oude testament door Israël zover te krijgen dat ze zich aan de afspraken gaat houden, maar als blijkt dat het straffen niet geholpen heeft en de waarschuwingen van de profeten in het gunstigste geval in de wind geslagen zijn, doet God nog een uiterste poging. Hij komt zelf naar de aarde als de mens Jezus van Nazareth. Net als de straffen en de vermaningen heeft deze komst evenmin geholpen. Johannes 1:11 zegt dat Jezus kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. De Joden nemen Jezus niet aan als hun Verlosser, zij stellen het andere centraal: je plicht doen, de wet houden. Zodra Jezus iets doet wat in de ogen van de Joden niet geoorloofd is, wordt er direct gezegd: Zie je wel, hij deugt niet, hij doet dingen die de Thora verbiedt. Zoals het genezen op sabbat.

Jezus is niet gekomen om de wet te ontbinden, maar om te vervullen. (Mattheüs 5:17) Maar dat wil dus klaarblijkelijk niet zeggen dat hij in zijn leven alle 613 wetten keurig zou gaan houden. De Joden hebben hem al betrapt op verschillende overtredingen. Het vervullen van de wet is veel meer het betalen van de prijs, de boete voor het overtreden van de wet. Maar het was in eerste instantie de bedoeling van Jezus om door middel van bekering van het joodse volk te verzoenen met God de Vader. Hij roept met “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” iedere Israëliet op tot geloof. Maar de Joden denken anders: wij houden de voorschriften, dus wij geloven. Zij draaien de zaak om. Ze gaan er niet van uit dat de wetten het tekort moeten aantonen en zouden moeten leiden tot geloof in Hem die de tekorten kan wegnemen. Nee, zij denken op grond van hun wetsvervulling geloof te hebben. Het is onvermijdelijk; ook het huwelijk met Juda strandt. De ultieme poging van de man om het huwelijk te redden loopt op niets uit en het huwelijk moet worden ontbonden. Dit gebeurt uiteindelijk bij de dood van de man aan het kruis. Alleen is dat nog niet het einde van het verhaal van de zonen Gods.

“Of, broeders, weet u niet – ik spreek immers tot mensen die de wet kennen – dat de wet over de mens heerst zolang hij leeft? Want de gehuwde vrouw is door de wet gebonden aan de man zolang hij leeft. Als de man echter gestorven is, is zij ontslagen van de wet die haar aan de man bond. Daarom dan, als zij de vrouw van een andere man wordt terwijl haar man leeft, zal zij een overspelige genoemd worden. Als haar man echter gestorven is, is zij vrij van de wet, zodat zij geen overspelige is als zij de vrouw van een andere man wordt. Zo, mijn broeders, bent u ook door het lichaam van Christus gedood met betrekking tot de wet, opdat u aan een Ander zou toebehoren, namelijk aan Hem Die uit de doden opgewekt is, opdat wij vrucht zouden dragen voor God. “ (Romeinen 7:1-4 HSV).