De discipelen konden een “stomme geest” niet uitdrijven. Zij wilden wel, maar konden het niet, omdat het niet de bedoeling was. Zij hadden wel degelijk de macht – en bij gelegenheid ook de opdracht – gekregen om boze geesten uit te drijven. Dat zij het in dit geval niet konden, heeft te maken met de hogere betekenis van deze geschiedenis. De maanzieke knaap
Het wonder van uitdrijving is een teken en heeft dus vooral een profetische en typologische betekenis; in eerste instantie voor Israël, maar ook voor de mensheid in het algemeen én voor de individuele mens. Deze Bijbelstudie gaat daarop in en bepaalt ons bij de positie van de gelovige in deze bedeling. De Heer is niet op de aarde, maar bevindt Zich buiten het blikveld van de wereld in zijn verheerlijkte positie op de “berg”.
De PDF op deze pagina is een weergave van de studie die via Stichting Vlichthus te downloaden is. Er is via, Vlichthus.nl, ook een hardcopy van de studie te bestellen. Wij danken Vlichthus voor hun werk.
(Markus 9:14-29) En als Hij bij de discipelen gekomen was, zag Hij een grote schare rondom hen, en enige Schriftgeleerden met hen twistende. (15) En terstond de gehele schare Hem ziende, werd verbaasd, en toelopende groetten zij Hem. (16) En Hij vraagde den Schriftgeleerden: Wat twist gij met dezen? (17) En een uit de schare, antwoordende, zeide: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die een stommen geest heeft. (18) En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt hij hem, en schuimt, en knerst met zijn tanden, en verdort; en ik heb Uw discipelen gezegd dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund. (19) En Hij antwoordden hem, en zeide: O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem tot Mij. (20) En zij brachten denzelven tot Hem; en als hij Hem zag, scheurde hem terstond de geest; en hij vallende op de aarde, wentelde zich al schuimende. (21) En Hij vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat hem dit overkomen is? En hij zeide: Van zijn kindsheid af. (22) En menigmaal heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen, om hem te verderven; maar zo Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen, en help ons. (23) En Jezus zeide tot hem: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk dengene, die gelooft. (24) En terstond de vader des kinds, roepende met tranen, zeide: Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp. (25) En Jezus ziende, dat de schare gezamenlijk toeliep, bestrafte den onreinen geest, zeggende tot hem: Gij stomme en dove geest! Ik beveel u, ga uit van hem, en kom niet meer in hem. (26) En hij, roepende en hem zeer scheurende, ging uit; en het kind werd als dood, alzo dat velen zeiden, dat het gestorven was. (27) En Jezus, hem bij de hand grijpende, richtte hem op; en hij stond op. (28) En als Hij in huis gegaan was, vraagden Hem Zijn discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? (29) En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens door uitgaan, dan door bidden en vasten.