Galaten 2


Genade en vrede

Paulus geeft in het begin van zijn brief aan dat hij van Jezus Christus en God deze boodschap heeft ontvangen en dat hij als apostel dit moet verkondigen. Niet als een apostel die door mensen gekozen en aangesteld is, maar een door Jezus Christus en God geroepen apostel (Zie ook Rom.1:1 en Rom.5).

In die hoedanigheid groet Paulus de leden van de gemeente in Galatië op de al uit de brief aan de Romeinen bekende wijze met “genade en vrede” (vs 3). Net als in Rom.1:7 is dit vrede van God en van de Here Jezus Christus. Niet vrede op aarde, want zonder vrede met God zal er geen vrede op aarde zijn. De engelen zongen in de kerstnacht ook: vrede op aarde bij mensen des welbehagens, dat wil zeggen bij mensen die vrede met God hebben, die geloven. Paulus wenst dit de Galaten, de bewoners van Galatië, van harte toe. Over wie hiermee worden bedoeld bestaat geen zekerheid. Het meest waarschijnlijke is, dat het hier de bewoners van de streek in het zuidelijk deel van de Romeinse provincie Galatië betreft. Hier liggen Iconium, Lystra en Derbe en het is bekend dat Paulus die plaatsen heeft bezocht en er het evangelie heeft verkondigd (Hand.13:50-Hand.14:20).

De gemeente moet uit de wereld worden getrokken

In vs 4 staat het doel van lijden, sterven en opstanding van Christus, namelijk het trekken van zijn gemeente uit de tegenwoordige boze wereld of eeuw (aioon). Het is de wil van God dat de gelovigen door het werk van Christus uit de tegenwoordige wereld worden getrokken. Naar de oude mens wordt iemand uit deze wereld getrokken door overlijden. Dan is het leven voorbij en voor andere mensen bestaat men slechts als een herinnering, al of niet dierbaar. De nieuwe mens is niet door de eigen, lichamelijke dood uit de wereld getrokken, maar door de dood van Christus. Hij verliet door zijn dood de oude schepping en werd door zijn opstanding de eersteling van een nieuwe schepping. Vanuit die positie trekt Hij zijn gemeente uit de tegenwoordige wereld, zodat die ook een nieuwe schepping geworden is. Paulus zegt hier weer dat een gelovige door geboorte leeft als een oude schepping in de tegenwoordige wereld, geregeerd door de Boze en dat hij als zodanig zeker zal sterven en vergaan, maar dat hij als gelovige ook wedergeboren is en leeft als een nieuwe schepping en in die hoedanigheid niet sterft, maar in de toekomende wereld waar Christus regeert, onsterfelijk en onvergankelijk zal zijn. Zie ook 1Kor.15:53. Zo is het de wil van God en daarom is Christus gestorven en opgestaan. Men moet het oude verlaten door te sterven en het nieuwe verkrijgen door op te staan. De vraag: is er leven na de dood, heeft als antwoord: nee, er is alleen leven na de opstanding.

Verwondering en verwijt

De scheiding tussen oude mens en oude schepping en nieuwe mens en nieuwe schepping is het meest duidelijk zichtbaar als we ons realiseren dat het een feit is dat wij als oude mens in een oude schepping nog leven, terwijl we toch als nieuwe mens in een nieuwe schepping al zijn opgestaan door de opstanding van Christus. Want wij zijn met Christus gekruisigd, gestorven en opgewekt en zijn met Hem gezeten aan de rechterhand van God. Niet alleen Paulus, maar ook Petrus leert ons dat de opstanding uit de doden van Christus onze wedergeboorte is (1Petr.1:3). Door onze wedergeboorte, door de opstanding van Christus, zijn wij uit deze tegenwoordige boze wereld getrokken en deel van een nieuwe schepping geworden. Paulus zegt in vs 6 dat hij verbaasd, eigenlijk verwonderd, is. Het is voor Paulus onbegrijpelijk, dat het evangelie waarmee hij de Galaten door de genade van Christus geroepen heeft, zo snel vervangen is door een ander evangelie. Een zogenaamd evangelie, want een blijde boodschap is het andere zeker niet. Uit de rest van de brief zal blijken dat het hier bedoelde, andere evangelie dat van de rechtvaardiging door werken der wet is, tegenover het door Paulus gebrachte evangelie van de rechtvaardiging uit het geloof. Hiervoor is al gezegd dat voor de Galaten het evangelie van Paulus te gemakkelijk was, maar toch ook te weinig op de mens gericht. De achtergrond van het evangelie is echter ook niet de verlossing van de mens, het is de verheerlijking van Christus. Het zou al te gek worden wanneer de mens in de Bijbel centraal zou staan. Het enige wat gezegd zou kunnen worden is dat in de Bijbel staat hoe God zijn genade demonstreert aan ons (mensen). Maar verder verloopt Gods plan niet dank zij, maar ondanks ons.

Dit is geen prediking naar de mens. Dan zou het meer moeten zijn dat de mensen in wezen wel goed zijn, maar dat ze beter hun best moeten doen, vooral de geboden moeten proberen te houden en veel moeten bidden. Dan komt het allemaal vanzelf wel in orde. Want de Heer begrijpt ook wel dat wij eigenlijk niet beter kunnen, dat we het beste geven wat we in ons hebben. De Heer zal wel trots op ons zijn dat we zo goed ons best hebben gedaan , hoewel we het toch eigenlijk niet zo goed konden.

Maar de Heer is niet trots op ons en wij kunnen ook niet trots op onszelf zijn, want het is allemaal voor niks. Als we het leven dag in dag uit zien in de wereld om ons heen, die onder andere via radio, televisie en krant bij ons binnenkomt, dan heeft dit alles invloed op ons en worden wij erbij bepaald dat we midden in het leven staan. Een leven dat we vaak niet meer in de hand hebben. Heel wat mensen raken er overspannen van, kunnen het niet meer aan. We proberen van alles, maar hebben te weinig greep op de zaak. Het gaat anders dan we willen en we kunnen daar niets aan doen. We doen zo goed ons best, maar toch lukt het niet. En dat is dan het leven van een mens. Er is geen enkele reden om dit leven op te poetsen en om de mens centraal te stellen en er is dus geen enkele behoefte aan een prediking naar de mens. Als de mens in het leven zichzelf zoekt, gaat het mis. Als de mens in de Bijbel zichzelf zoekt, gaat het ook mis. De mens moet zijn schepper zoeken en zien op wat God geeft en wat ons niet zoals het leven door de vingers kan glippen namelijk onze bestemming, onze onvergankelijke erfenis die door geen mot of roest ontoonbaar kan worden gemaakt (Matth.6:20). Hoe is het dan mogelijk, vraagt Paulus zich af, dat een evangelie van de rechtvaardiging uit werken van de mens meer aanspreekt dan een evangelie van de rechtvaardiging uit geloof. Zij die zich door zo’n vals evangelie laten meeslepen, moeten hun verstand hebben verloren. En Paulus spreekt in Gal.3:1 de Galaten ook aan met onverstandige (Statenvertaling: uitzinnige) Galaten. Vrij vertaald zegt hij: Galaten, gebruik je hersens toch eens. Paulus weet dat hij met deze brief niet de kant opgaat van een verkondiging die de mens het vermogen toekent door eigen inspanning het heil te verwerven. Hij wil de mens niet behagen door hem meer te geven dan hem toekomt. Hij wenst alleen God te behagen door Hem eer te geven (vs 10). En mocht het ooit zo worden dat Paulus door de knieën gaat en het toch anders gaat verkondigen, dan moeten de Galaten hem niet meer geloven, maar vasthouden aan wat Paulus in deze brief en hiervoor heeft verkondigd (vs 8).

De boodschap van Paulus is niet mensgericht

(Galaten 1:11-24)

Paulus stelt voor de Galatiërs nog even uitdrukkelijk vast dat zijn evangelie geen product is van hemzelf of van een ander mens: zijn evangelie is niet naar de mens (vs 11). Denk hierbij aan: het evangelie naar Mattheüs is het evangelie volgens Mattheüs en dat wil dan zeggen het evangelie van Mattheüs. Het evangelie naar/volgens/van Mattheüs is een product van Mattheüs en het verschilt van bij voorbeeld het product van Johannes. De boodschap die Paulus brengt is hem rechtstreeks door Jezus Christus geopenbaard en niet via een mens aan hem doorgegeven (vs 12). Dit sluit aan op vs 10 waar Paulus al heeft gezegd dat hij geen dienstknecht van Christus zou zijn als hij de mensen naar de mond zou praten en een evangelie zou brengen dat is aangepast aan de mens met het doel dat de mens het gemakkelijker zou accepteren.

Paulus verkondigt volgens Rom.1 het evangelie van God aangaande zijn Zoon. Zijn evangelie is net als de Schriften gericht op God, niet op de mens. Het woord zelf is gericht op God en de mens die zich echt bezighoudt met dat woord, wordt met het woord mee op God gericht. Hij zal zich moeten realiseren dat hij zich moet aanpassen aan het woord en niet andersom. De mensen behagen door het woord aan te passen aan de mens, leidt tot een mensgerichte boodschap. Zo’n boodschap zou dan in belangrijke mate voorschrijvend, normatief moeten zijn. Een boodschap van: dit mag wel en dit nu juist weer niet. Mens ga je gang en doe je best. Dan kan een mens immers gaan presteren en het leveren van prestaties moet –menselijk gezien- verbonden worden met straf en beloning. Voor zo’n boodschap zullen mensen dankbaar zijn, want dan weten ze waar ze aan toe zijn. Ze weten wat ze in deze wereld moeten doen en moeten laten en hoe de mens zich moet en kan verbeteren. Ze weten wat het kost en wat het oplevert. De Bijbel als handboek voor de economie van het geloof.

Paulus verkondigt Gods genade

Maar de boodschap van Paulus is de verkondiging van Gods genade. Het kost niets, want er is al betaald en wat het oplevert, is genade. De mens kan door zijn doen en laten niet betalen wat al betaald is. De mens kan dus ook niet maken dat zijn doen en laten iets oplevert op grond van zijn betaling. Het menselijk streven naar verbetering van zichzelf en van de wereld is niet de boodschap die de Bijbel brengt. Als de mens er zoiets uit wil halen, dan moet hij de Bijbel gaan aanpassen. Dit wordt een onmogelijke taak, want de Bijbel kan niet worden aangepast aan de mens. Dan gaat de boodschap verloren en wordt vervangen door een verzameling welgemeende, maar toch vrijblijvende adviezen, omkleed met meer of minder aardige verhalen. Als iemand behouden wil worden dan moet hij zich richten op God en zijn Woord aannemen. Dit gaat uiteraard ten koste van de oude mens en van een mensgericht evangelie. Terecht wordt een evangelie dat op de mens gericht is, door Paulus vervloekt (vs 9). Gods Woord doet niets voor de verbetering van de oude mens, Gods Woord neemt de oude mens weg. Eerst is er voor de mens 100% schuld zonder dat er verzachtende omstandigheden zijn en is er dus veroordeling tot de dood en vervolgens komt de boodschap dat er genade is. Maar die genade is niet voor mensen die denken dat ze het met een beetje goede wil en een portie “goed je best doen” wel zullen redden. Die genade is voor mensen die weten dat ze veroordeeld zijn en geen schijn van kans hebben zich op eigen kracht te redden. Ze weten dat ze het recht op leven volledig hebben verspeeld. Voor hen is de blijde boodschap bestemd. Het mensgerichte evangelie, dat zegt “als je maar netjes genoeg bent, mag je erbij zijn,

dan komt het wel in orde met je”, geeft de mens de hoop:”Tjonge, zou ik dat dan kunnen ? Met een beetje oefenen, een beetje doorzettingsvermogen ?” Zo’n evangelie geeft de mens het idee dat er toch nog iets is om trots op te zijn. Maar het tegendeel is waar. Er is voor God niets waar de mens trots op zou kunnen zijn. Wie roemt, roeme in de Here (1Kor.1:31). Wij kunnen nooit vertrouwen op vlees, wij kunnen alleen vertrouwen op de Heer die ons genade geschonken heeft. Genade waardoor wij wedergeboren zijn, genade waardoor wij leven.

Geen boodschap die een mens graag hoort

Maar leven uit genade is geen boodschap die de mensen willen horen. Als de mens verteld wordt dat hij schuldig is en veroordeeld moet worden, dan wijst hij die boodschap prompt af, want dat is het laatste waaraan hij wil denken. Als die boodschap waar is, dan kan hij zijn goede wil niet manifesteren en wordt hem geen eigen verantwoordelijkheid gelaten, dan is hij het tegendeel van geëmancipeerd. De mens wil een eigen inbreng en God moet daarmee rekening houden. God zal dat dus ook wel doen ! Dit is hoogmoed. Alleen zij die uit ervaring weten dat de boodschap van genade waar is, zullen die boodschap accepteren. Zij lopen echter wel het risico dat ze zich op de borst gaan slaan met gedachten als: wij zijn toch maar fijn gelovigen, wij zijn behouden, de anderen allemaal niet. Wij zijn een voorbeeld, het zout der aarde, het licht der wereld. Wij zijn toch maar eventjes door de Heer geroepen, want Hij kan ons hier gebruiken, Hij moet ons hier gebruiken, het heil van de wereld hangt van ons af. Dat is eveneens hoogmoed. In beide gevallen kan gezegd worden dat God buiten ons om alles geregeld heeft en nog regelt, heus niet dank zij ons. Ons past alleen nederigheid, want wij zijn uit genade zalig geworden en leven dagelijks uit genade, omdat wij geloven in de Here Jezus Christus, door wie wij genade hebben ontvangen.