Galaten 3


De boodschap van Paulus

De boodschap van Paulus is niet gericht op de mens en is niet door een mens gegeven, er is ook geen mens die aan Paulus de boodschap heeft geleerd. Dat dit laatste heel goed het geval had kunnen zijn, omdat Paulus een zeer goede opleiding heeft gehad, is precies de verkeerde kant uit gedacht. De goede opleiding van Paulus heeft juist gemaakt dat hij de gemeente Gods vervolgde en op weg naar Damascus in de kraag gegrepen moest worden. Paulus had vanuit het jodendom menselijke overleveringen meegekregen, een leer van mensen. Dit leidde bij Paulus echter tot vervolging in plaats van aanvaarding van de Messias (vs 13). Onberispelijk zijn naar de wet betekende later voor Paulus niets anders dan schade en vuil (Filipp.3:5-11).

Het Woord heeft voorrang, niet de tradities

Paulus, een groot geleerde onder zijn tijdgenoten met een stralende carrière in het jodendom voor zich, heeft moeten kiezen tussen een leer van mensen en Christus zelf. Het werd voor hem òf de traditie òf Gods woord en er was geen tussenoplossing, geen middenweg. De overleveringen van de voorvaderen (vs 14) waren in strijd met Gods woord en waren dus slechte tradities. Dit geldt nog steeds. Leerstellingen en tradities van de kerk zijn alleen goed als ze in overeenstemming zijn met het Woord van God. Zijn ze dat niet, dan zijn ze slecht en moeten ze verdwijnen. Paulus was misleid door de voorvaderlijke overleveringen, de godsdienstige tradities van zijn dagen, waarin bij priesters en schriftgeleerden regels voorrang hadden boven de Schrift. Zij hadden kennis, maar zij kenden de wijsheid niet, want Christus is ons geworden wijsheid van God (1Kor.1:30). Slechts de Schriften konden hen leiden tot die Christus, de regels verwijderden hen van Hem. Christus, de Messias, werd door de joden, vooral door de Farizeeën, niet als de Messias herkend en dus ook niet erkend. Niet de Schriften stonden hen daarbij in de weg, maar de overgeleverde interpretatie van de Schriften.

Helaas staat ook nu de leer van de kerk vaak hoger dan de leer van de bijbel. Het lijkt wel of dat de schuld van de bijbel is, omdat die niet aansluit bij wat de kerk leert, maar het hoort toch ook andersom te zijn? Paulus zegt in vs 15 dat hij door God al van zijn geboorte af geroepen is tot een zogenoemd heilig ambt. Als lid van de stam Benjamin was dat niet het priesterschap, maar de opleiding tot schriftgeleerde. Paulus werd zich zijn afgezonderd en geroepen zijn bewust en hij heeft zijn intellectuele bekwaamheden gesteld in dienst van het jodendom. Iets anders zal hem door de mensen om hem heen ook niet zijn geadviseerd. Als een jood met zijn geloof en vanuit zijn geloof aan het werk wilde, dan werd hij priester als hij uit de stam Levi en schriftgeleerde als hij uit een andere stam was. Vlees en bloed, dus mensen en hier vooral joden, konden geen andere weg wijzen. Paulus ging bij dit vlees en bloed te rade, hij kreeg raad en onderwijs en werd een zeer belangrijk man in het jodendom met een uitstekende kennis van de Schrift volgens de voorvaderlijke overleveringen. Dit alles zegt hij ook zelf in zijn toespraak tot de joden (Hand.22:3-5). Paulus dacht, onder invloed van de mensen waarop hij vertrouwde, het juiste te doen wat een door God afgezonderde en geroepene moest doen.

De bekering van Paulus

Maar (vs 15) toen behaagde het God hem een andere afzondering en roeping te tonen: Hij openbaarde zijn Zoon in Paulus en de taak deze Zoon onder de heidenen te verkondigen. Deze afzondering en roeping werd door Paulus zonder meer aanvaard, hij hoefde hiervoor geen mensen te raadplegen of zich door mensen iets te laten leren, zelfs niet door andere apostelen. Dit evangelie was niet naar de mens, want het werd hem door Jezus Christus geopenbaard. Voor veel mensen die in de tegenwoordige tijd tot geloof komen, is het probleem, dat ze denken dat een gelovige zich moet richten tot een kerk en daarin moet opgaan door zich te stellen onder de leer van die kerk. Hij gelooft dat Christus in hem geopenbaard is en dat Hij hem geroepen heeft. Hij heeft aan die roepstem gehoor gegeven en gaat vervolgens te rade bij vlees en bloed om te weten hoe hij nu verder moet. Dit is inderdaad de juiste weg, mits de raad van vlees en bloed juist is, namelijk berustend op Gods woord. Als de raad gebaseerd is op de leer, op de voorvaderlijke overleveringen, dan is dit geen goede raad. Uit de verdere levensloop van Paulus is bekend dat hij pas veel later contact opneemt met Petrus en Jacobus (vs 18,19), maar zij hebben Paulus niet nog het een en ander bijgebracht of hem instructies gegeven. De gemeenteleden te Jeruzalem noch die van andere steden in Judea kregen Paulus te zien (vs 22), zij kregen alleen van zijn bekering te horen (vs 23). Paulus is ook nooit namens de gemeenten in Judea zendeling onder de heidenen geweest. Hij werd door God vanuit het heidendom (Syrië en Cilicië) tot de heidenen gezonden, zijn bediening staat los van de apostelen en van de gemeenten. Hij maakte geen deel uit van enige gemeente in Judea en was ook niet door de prediking van de apostelen tot geloof gekomen, maar onderweg door Jezus zelf bekeerd (Hand.9:1-9).

De vergadering te Jeruzalem

(Galaten 2:1-10)

Paulus slaat in zijn verhaal over zichzelf zijn evangelieverkondiging onder de heidenen over, in dit verband is dit niet van belang. Het gaat in deze brief immers over het evangelie dat vanuit Jeruzalem tot de heidenen komt en dat door Paulus als onjuist wordt gezien ? Want het is een evangelie gebaseerd op voorvaderlijke overleveringen en vanuit vlees en bloed. Het is het evangelie van de valse broeders die de gelovigen onder de heidenen de vrijheid die ze hebben door het geloof in Christus, willen afnemen en hen opnieuw een slavenjuk willen opleggen (vs 4).

Zeventien jaar na zijn bekering ontmoet Paulus de gemeente van Jeruzalem. Men is daar samengekomen om te spreken over de kwestie of een heiden die tot geloof komt onder de wet geplaatst moet worden. Concreet: of die heiden zich moet laten besnijden. Het antwoord op die vraag was kennelijk: Nee, want de Griek Titus, die met Paulus was meegekomen, hoefde zich niet te laten besnijden. Men accepteerde dat Titus een medegelovige was en toch niet leefde naar de joodse wetten. Uit vs 4 blijkt dat uit de gemeente wel aandrang is uitgeoefend, maar dat dit niet heeft geleid tot het door de valse broeders gewenste doel. Uit het verslag van de vergadering in Hand.15:1-21 is bekend dat Petrus een redevoering heeft gehouden waarin hij onder meer uitsprak dat heidenen geen juk mocht worden opgelegd dat de vaderen te zwaar geweest is. Uit beide verslagen kan de conclusie worden getrokken dat van de joden in de gemeente van Jeruzalem wel werd verwacht dat ze zich aan de wetten van het jodendom hielden. Het is mogelijk dat dit gebeurde om niet te veel aanstoot te geven aan de niet tot geloof gekomen joden. Deze problematiek is ook terug te vinden in de Brief aan de Hebreeën 12:1-17. Naast het behandelen van genoemde vraag was op de vergadering het werk van Paulus onder de heidenen aan de orde. Men had Paulus gevraagd naar Jeruzalem te komen en op grond van een openbaring ging hij (vs 2). Het is mogelijk dat Paulus het nut van zo’n reis niet erg zag zitten en aan de Heer heeft gevraagd of hij moest gaan. Paulus was nogal allergisch voor Jeruzalem (Rom.15:31) en vs 2 wijst ook op een apart gesprek met de leiding van de gemeente om achter het nut van deze vergadering te komen: even weten of hij niet voor niets was gekomen!

Paulus kwam ook duidelijk om verslag uit te brengen van zijn werk en niet om verantwoording af te leggen. Men kon het in Jeruzalem met zijn prediking eens zijn of niet, dat deed niet ter zake, hij werkte niet in opdracht van de gemeente te Jeruzalem, maar in opdracht van Jezus Christus. Zijn evangelie was onafhankelijk van dat van de apostelen of van de gemeente. Hij had het ontvangen van de Heer. Het is ook merkwaardig te lezen (vs 2) dat Paulus in Jeruzalem het evangelie dat hij onder de heidenen verkondigde, aan de gemeente voorlegt. Hij vertelde niet het evangelie, maar legde de boodschap die hij de heidenen bracht, voor. Men wist kennelijk in Jeruzalem niet eens wat Paulus bij de heidenen uitspookte en wat hij tegen die mensen zei ! Paulus zegt tegen de Galaten uitdrukkelijk dat hij voor zijn tegenstanders op de vergadering geen duimbreed uit de weg is gegaan, dienstbaarheid aan de wet is uitgesloten voor de gelovigen en het evangelie dat Paulus hen gepredikt heeft, is het enige wat geldt (vs 5). De leiding van de gemeente heeft zich daarbij neergelegd en Paulus niets opgelegd (vs 6). Integendeel, zij zagen in dat het in principe dezelfde boodschap betrof, alleen met verschillend publiek. Vooral Petrus wist dit al door de situatie destijds met Cornelius (Hand.10). Paulus laat hier (vs 6) duidelijk merken dat het feit dat Petrus en Johannes als discipelen samen met de Heer waren geweest en dat Jacobus de broer van Jezus was, voor hem in deze zaak geen belang had. Na zeventien jaar ieder zijn eigen weg te zijn gegaan, zijn ze het nu eens en dit wordt met een handdruk bezegeld (vs 9). Paulus werd door de anderen als apostel erkend. De heidenen en dus ook de Galaten hoefden zich niet onder de wet te plaatsen.