Inleiding


Wie en wat was Paulus?

Alvorens de inhoud van de brief te bespreken, is het goed eerst bezig te zijn met de figuur Paulus en met het onderdeel brief, waarvan er in het Nieuwe Testament een flink aantal staan. De familie waartoe Paulus behoorde, was afkomstig uit Gisjala een klein plaatsje in Galilea. Zij waren van de Stam Benjamin. De ouders van Paulus zijn waarschijnlijk in het jaar 4 v.Chr tijdens de oorlog van Varus als slaven overgebracht naar Tarsus, de geboorteplaats van Paulus. Zij waren dus nog maar kort in de verstrooiing. De vader van Paulus zal door zijn meester vrijgelaten zijn en daarna als vrijgelatene het Romeinse burgerrecht hebben ontvangen. Paulus had daarom ook het Romeinse burgerrecht en behalve zijn Hebreeuwse naam Saul de Romeinse naam Paulus (kleine). Paulus is thuis in Tarsus streng Joods opgevoed, zijn vader behoorde tot de Farizeeën (Handelingen 26:5).In Tarsus stond wat nu een universiteit zou worden genoemd en Paulus heeft daar zeer waarschijnlijk gestudeerd, óf kort na zijn bekering óf voor hij naar Jeruzalem kwam om daar opgeleid te worden tot schriftgeleerde. Dat Paulus een geleerde was, blijkt o.a. uit zijn kennis van de wijsbegeerte en de literatuur van de Grieken en zijn kennis van het leven in de grote Griekse steden (Handelingen 17 en Handelingen 18). Zo citeert hij in Titus 1:12 b.v. de Griekse dichter Epimenides en in 1 Korinthiërs 15:33 Menander. Nog vrij jong vertrok Paulus uit Tarsus naar Jeruzalem, waar hij onderwijs genoot van de Farizeeën, vooral van Gamaliël, aan wiens voeten (de plaats voor de beste leerling), hij zat.

Paulus leerde overeenkomstig de gewoonte van de Rabbijnen (Rabbi = aanspreektitel van een Schriftgeleerde) een vak, hij werd tentenmaker. Paulus werd een groot schriftgeleerde en vervulde al spoedig een rol van betekenis in Jeruzalem (Galaten 1:14; Paulus wist dit zelf ook wel !). Zijn grote kennis van de schriften blijkt duidelijk uit zijn brieven, waarin ook zijn inzicht in denken en handelen van de mens naar voren komt. Uit Handelingen 26:24 blijkt dat ook Festus hem zag als een geleerde en niet als een warhoofdige Joodse sectariër. Bij de steniging van Stefanus bekleedt Paulus inmiddels een tamelijk hoge officiële functie, ondanks zijn jeugdige leeftijd. Hij is dan een fanatiek christenhater en vraagt toestemming aan de hogepriester om in diens opdracht persoonlijk de gelovigen in Damascus te vervolgen.

De bekering van Paulus

Op weg naar Damascus verschijnt hem en zijn metgezellen een fel licht en Jezus vraagt hem: “Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij ?”. Paulus blijkt dan voorbestemd te zijn Gods wil te leren kennen en de Rechtvaardige te zien en een stem uit Zijn mond te horen. Dit gebeurt in een vrij lange tijd van voorbereiding na zijn bekering en roeping (Galaten 1) en ook later nog, onder andere in Jeruzalem (Handelingen 23:11). Dat dit soms op een zeer bijzondere wijze gebeurde, is bij voorbeeld te lezen in 2 Korinthiërs12:1-5.Maar hoewel ze voor zijn arbeid grote betekenis hebben, zijn de bekering en de Christuservaring niet de bron en de kern van de prediking van Paulus. Bron en kern van zijn prediking zijn de dingen die God hem heeft geopenbaard. Hij was voorbestemd Gods wil te leren kennen en die aan alle mensen, Joden en heidenen, te verkondigen (Handelingen 22:14,15). Zie ook 1 Korinthiërs 4:1; Efeziërs 3:2-12; Kolossensen 1:25,26.

Werk en werkterrein van Paulus

Uit 1 Korinthiërs 9:20,21 wordt duidelijk waarom Paulus tot dit werk werd geroepen. Hij was een uitmuntend schriftgeleerde en kon met hen die nog onder de wet waren tot op het hoogste niveau praten en hen zo mogelijk overtuigen (Handelingen 28:23 e.v.). Maar hij kon tevens door zijn geleerdheid op andere gebieden met de heidenen (hun, die zonder wet zijn) op het hoogste niveau praten en die zo mogelijk overtuigen. Zelfs Petrus verwijst naar Paulus als hij niet precies weet hoe het allemaal zit (2 Petrus 3:15). Daar komt dan nog bij dat Paulus de gave had om met het grootste gemak gebruik te maken van verschil in inzichten bij zijn tegenstanders (Handelingen 23:1-11).Door zijn gaven en opleiding was Paulus in staat en geschikt om een perfect instrument in de handen van de Heer te zijn om vooral aan de heidenen het evangelie te verkondigen en om, wat begon als een Joodse sekte, om te smeden tot een wereldgodsdienst. Paulus heeft in zijn brieven de betekenis van het werk van Christus beschreven en dat heeft samen met zijn prediking het geloof aan de heidenwereld gebracht en is tevens de bron geweest voor hervormingen in de kerk. Zo is een tekst uit de brief de bron geweest voor de Hervorming. Het werkterrein van Paulus is duidelijk anders dan dat van Petrus en de andere apostelen. Dit werd door de anderen ook erkend op het apostelconvent (Galaten 2:9).Uit de evangeliën blijkt dat Jezus in de eerste plaats tot Zijn eigen volk kwam, Hij heeft zich in Zijn arbeid op aarde vrijwel alleen tot Israël gericht om Zijn volk te vergaderen, de verloren schapen van het huis Israëls. Na de Hemelvaart waren verkondiging en doop door Zijn discipelen gelijk aan die door Johannes de Doper: “Bekeert u, want het Koninkrijk der Hemelen is nabij gekomen” en “een ieder late zich dopen op de naam van Jezus Christus tot vergeving van zonden”. De apostelen preekten aan Israël de komst van Jezus Christus op aarde, waarbij Zijn koninklijke heerlijkheid geopenbaard zal worden. Het werk buiten Israël werd aan anderen opgedragen: Paulus en zijn metgezellen. Paulus preekt de komst van Christus, waarbij de gelovigen in Zijn hemelse heerlijkheid geopenbaard zullen worden.

De bediening van Paulus

In de bediening van Paulus zijn twee delen te onderscheiden: Van zijn bekering op weg naar Damascus tot de eerste gevangenschap te Rome (Handelingen 9-28:28). Dit is zijn optreden als “ontijdig geborene”. Dit is nog een profetische tijd, waarin het Koninkrijk nog wordt aangeboden aan het volk Israël (eerst de Jood, maar ook de Griek). In die tijd bezoekt hij altijd eerst de synagoge en worden er nog tekenen en wonderen gedaan, er worden zelfs doden opgewekt. In Handelingen 19:11,12 is het nog: “En God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus, zodat ook zweetdoeken of gordeldoeken van zijn lichaam aan de zieken gebracht werden en hun kwalen van hen weken en de boze geesten uitvoeren”. Deze wonderen en tekenen nemen geleidelijk af en later is te lezen over lichamelijke zwakheden en ernstige ziekten van Paulus en zijn medewerkers, waarvan zij niet op wonderbaarlijke wijze worden genezen. [brieven aan de Romeinen, 1 en 2 Korintiërs, Galaten en 1 en 2 Tessalonicenzen. Van het begin van zijn eerste tot de tweede gevangenschap te Rome en zijn dood tussen 64 en 68 (Handelingen 28:16,30 en 2 Timotheüs.). Het apostelschap van Petrus en de Twaalven is naar de achtergrond verdwenen, tijdens hun optreden is het Koninkrijk niet opgericht, maar verborgen gebleven. Israël is onder de heidenen verstrooid. Het is de tijd der genade, waarin God bezig is een nieuw volk voor zijn naam te vergaderen, bestaande uit heidenen en gelovige Joden, die door het geloof in de Messias in volkomen gelijkwaardigheid ten opzichte van elkaar tot een nieuwe schepping zijn geworden: de Gemeente, het Lichaam van Christus. Als de voltooiing van Gods Woord wordt nu het verborgen deel van Zijn wil geopenbaard. [Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen en Filémon (gevangenschapsbrieven) en 1 en 2 Timoteüs en Titus (pastorale brieven)]. Dit over Paulus, over wie nog heel wat meer in het boek Handelingen wordt gezegd en die verder naar voren komt in zijn brieven, in het bijzonder de Brief aan de Romeinen.

De brieven in het Nieuwe Testament

De hierna te bespreken brief aan de gemeente te Rome, is de eerste van een serie gericht aan gemeenten en aan personen. De Romeinenbrief is wel de eerste van de serie, maar is niet de oudste. De volgorde van de brieven is namelijk niet naar tijd van ontstaan, maar in eerste aanleg naar de geadresseerde, dat wil zeggen eerst komen alle brieven aan gemeenten en dan die aan personen en dan in tweede instantie naar de lengte. Van de brieven aan de gemeenten is die aan de Romeinen de langste en daarom de eerste, van de brieven aan personen is de eerste brief aan Timoteüs de langste en dus de eerste. Na de brieven van Paulus komen de katholieke (=algemene) brieven, die van Jakobus, Petrus, Johannes en Judas. De brief aan de Hebreeën staat tussen deze groepen in, omdat men tot op de huidige dag van mening verschilt over het auteurschap: is het een brief van Paulus of van een ander. Niet van Paulus, maar wel van iemand uit de kring rond Paulus, lijkt tegenwoordig in de discussie de beste papieren te hebben, maar in de Statenvertaling is de titel van de brief: De brief van den apostel Paulus aan de Hebreeën. De katholieke brieven zijn meer bestemd voor Israëlieten dan voor heidenen, die nu eenmaal niet behoren tot de twaalf stammen Israëls in de verstrooiing.

Voor niet-Israëlieten zijn deze brieven ter inzage, een leidraad zijn zij niet. In deze brieven staan veel dingen die hun geldigheid pas zullen krijgen in dezelfde tijd als die waarin de Bergrede van kracht zal worden.

De brieven van Paulus

Bij het lezen van de brieven van Paulus mag niet uit het oog worden verloren, dat ze eerder zijn geschreven dan de Evangeliën. Toch komen er wel verwijzingen naar teksten uit de evangeliën in voor, maar dat is dan niet citeren. Paulus wist kennelijk wat in de evangeliën ongeveer zou worden geschreven. Dit zal wel te verklaren zijn door het feit dat twee van de evangelisten tot de metgezellen van Paulus behoorden, namelijk Marcus (Handelingen 12:12, Handelingen 13:5, Kolossensen 4:10, 2 Timotheüs 4:11 en Filemon 1:24) en Lucas (Kolossensen 4:14, 2 Timotheüs 4:11 en Filemon 1:24).

De brieven van Paulus aan de gemeenten kunnen worden onderverdeeld in drie groepen:

  1. Romeinen, 1 en 2 Korintiërs, Galaten;
  2. Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen;
  3. 1 en 2 Tessalonicenzen.

Dat deze onderverdeling gelijk is aan de volgorde in het Nieuwe Testament is toeval. Chronologisch is de volgorde:

  • Galaten (49);
  • Tessalonicenzen (51);
  • Korintiërs (54);
  • Romeinen (55);
  • Efeziërs (60/1);
  • Kolossenzen (60/1);
  • Filippenzen (62).
Groep 1

handelt over de praktijk van het geloofsleven; het doorsijpelen van heidense opvattingen in de gemeente (Paulus: Gij dan, geheel anders); vrees voor sektevorming en ook angst voor pogingen tot aanpassing, bij voorbeeld de Galaten aan de Joden. Centraal staan hier de persoon Jezus en Zijn werk.

Groep 2

zet de Christus centraal en legt voor de gelovigen de nadruk op hun burgerschap van een rijk in de hemel. Het belangrijkste is niet de praktijk op aarde, maar dat wat erna komt. Christus is in de hemel en de gelovigen gaan daar naartoe.

Groep 3

is bestemd voor hen die al ver zijn in het geloof. De problemen die hierin worden behandeld, houden verband met het feit dat men burger is van een eeuwig hemels rijk, maar verblijft op een tijdelijke aarde. Hierin wordt gesproken over het einde dat komt bij de opname van de gemeente en de wederkomst van Christus.

De brief aan de Romeinen behoort dus tot de eerste groep, die van de praktijk van het geloofsleven. De brief geeft de meest systematische uiteenzetting van de christelijke leer en spreekt derhalve over de basis van het geloof. In de rest van de Bijbel staat dat God bezig is zondaren te rechtvaardigen, in de Romeinenbrief wordt verteld hoe God zondaren rechtvaardigt.In wat bekend is over de boodschap die Paulus, de afzender van de brieven, gebracht heeft, is een overeenkomst te zien met wat Jezus gedaan heeft. In Johannes 21:25 staat dat Jezus heel wat meer gedaan heeft dan in de evangeliën vermeld wordt, iets wat ook in bij voorbeeld Lukas 24:44 al naar voren kwam. Bij Paulus is dat ook het geval. Over wat in de prediking van Paulus allemaal gezegd is, wordt via het boek Handelingen en uit verwijzingen in enkele brieven het een en ander verteld, maar erg onvolledig. De kennis omtrent de aard van zijn verkondiging, berust op de inhoud van zijn brieven. In de brief aan de Romeinen komen nooit verwijzingen naar preken of gesprekken voor, want Paulus heeft vóór de brief geen directe relatie met de gemeente te Rome gehad.