- De zevende bazuin en het derde wee
- Het lied van de vierentwintig oudsten
- De zeven schalen van de gramschap Gods
- Het vierde tussengezicht: de drie tekenen
- Symbolen en hun verklaring
- Toneel in drie bedrijven
- De vrouw en de draak
- Draak = duivel = satan = oude slang
- Vrouw = Israël
- Zoon = De gemeente
- Satan faalt en delegeert zijn macht aan het Beest
De zevende bazuin en het derde wee
Als het tweede wee voorbijgegaan is, dan is ook het derde tussengezicht over de geopende kleine boekrol en over de twee getuigen voorbij. Met het blazen van de bazuin door de zevende engel komt het derde wee en daarmee de uiteindelijke ontknoping van het conflict tussen Christus en de satan. Dit is het hoogtepunt van het gebeuren dat zal eindigen met een periode van rust: het duizendjarig vrederijk. Ook bij de weeën is er dus de indeling in drieën: onderwereld, aarde en hemel. Het eerste wee zal uit de put van de afgrond (de onderwereld) ko<span style=”background-color: navy; color: white;” />men, het tweede wee van de Eufraat (de aarde) en het derde wee komt van de Christus zelf (de hemel). Daarom ligt het begin van de genoemde ontknoping in de hemelse gewesten (11:15- 12:12) en volgen daarna pas voortzet<span style=”background-color: navy; color: white;” />ting en einde op de aarde (12:13-15:5). Als de zevende engel zijn bazuin geblazen heeft, klinken in de hemel luide stemmen, waarschijnlijk van de hemelse legerscharen. Deze stemmen verkondigen dat “het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen en Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid.” [Telosvert.]. “De Heer en zijn Christus” of “De Heer en zijn Gezalfde” doen denken aan dezelfde uitdrukking in Ps.2:2 een psalm die eveneens handelt over de messiaanse koning die volken tot zijn erfdeel krijgen zal en de einden der aarde tot zijn bezit. Hier wordt al vooruitgewezen naar Christus die de satan zal overwinnen en een vrederijk stichten zal dat de gehele aarde met alle volken zal omvatten.
Het lied van de vierentwintig oudsten
Daarna volgt het lied van de vierentwintig oudsten (11:17,18), dat eveneens naar deze psalm verwijst als gesproken wordt van de toornige volken (Ps.2:1,2) en de toorn van God die gekomen is (Ps.2:5).
Het is hier de derde keer dat van de vierentwintig oudsten wordt gezegd dat zij zich neerwerpen en aanbidden. Dit gebeurde eerder in Openb.4:10 en 5:8,14 en alle keren wordt gemotiveerd waarom zij dit doen. Deze oudsten zijn een beeld van de Gemeente en van de gelovigen uit het Oude Testament en wat zij te zeggen hebben is voor ons altijd van groot belang, omdat zij door de H.Geest begrijpen wat er gebeurt en gaat gebeuren en hun inzicht helpt ons begrijpen wat er gaande is. Zo danken zij hier de Almachtige die is en die was. In 1:8 wordt daar nog aan toegevoegd: en die komt. Dit is hier niet meer nodig, want de oudsten zien de Heer reeds als gekomen, want zij zeggen: “Gij hebt uw grote macht opgenomen” en “Gij hebt het koningschap aanvaard”. Hun inzicht blijkt ook uit het feit dat zij met “en de naties zijn toornig geworden” en “en uw toorn is gekomen” het verband zien tussen de opstandigheid van de mensen en het oordeel van God. In dit lied klinken motieven door die in het vervolg van Openbaring nader zullen worden uitgewerkt. Zo komen de toorn van God en die van de naties in Openb.16 en 19 aan de orde. De tijd van het oordeel van de doden vinden we in Openb.20 en de tijd van het loon van de profeten in Openb.18 en 22 en dat van de heiligen en hen die uw naam vrezen ook in Openb.22. Verder wordt er later in Openb.19 gesproken van de tijd om te verderven hen die de aarde verderven, de twee beesten en hun volgelingen.
De zeven schalen van de gramschap Gods
Maar al juicht men in de hemel en al zeggen de oudsten dank, nog is bij het klinken van de zevende bazuin het koninkrijk wel onmiddellijk aanstaande, maar opgericht is het dan nog niet. Er komen nog zeven andere oordelen, de zeven schalen van de gramschap Gods, deze zullen echter van korte duur zijn, de schalen worden niet langzaam uitgegoten, maar elke schaal wordt in één keer uitgestort. De oordelen van deze zeven schalen vormen samen het oordeel van de zevende bazuin. Met Openb.11:19 begint dan een geheel nieuw gedeelte dat loopt tot aan 19:11. In dit gedeelte wordt
uiteengezet wat er nog zal gaan gebeuren voordat de wederkomst van Christus en Zijn werkelijke aanvaarding van het koningschap een feit geworden zijn.
Het vierde tussengezicht: de drie tekenen
Dit nieuwe gedeelte begint met het vierde tussengezicht (11:19-15:4) dat dan samen met het derde tussengezicht (10:1-11:13) de zevende bazuin omsluit, net zo als het eerste en tweede tussengezicht dit deden met het zevende zegel en zoals het vijfde en zesde tussengezicht dit zullen doen met de zevende schaal. De tekenen die in het vierde tussengezicht worden getoond, zijn tekenen in de hemel. Het opengaan van de hemel is de introductie op belangrijke gebeurtenissen, vooral die welke samengaan met gerichtsverschijnselen zoals bliksemstralen, donderslagen, stemmen, aardbeving en zware hagel. Wat het eerst wordt getoond is de tempel Gods in de hemel met de ark van zijn verbond. De geopende tempel toont de ark om Israël eraan te herinneren dat God onvoorwaardelijk getrouw zal zijn aan zijn verbond van vergeving. Dat zal ook worden gesloten met allen die de boodschap van de Messias nog aannemen. Daarnaast wordt hiermee opnieuw het feit dat het heilige der heiligen door het offer van Christus voor iedere gelovige geopend ligt, beklemtoond, wat bij het sterven van Christus al werd aangegeven door het scheuren van het voorhangsel. Voordat de laatste helft van de verdrukking ingaat, wordt hier getoond dat voor hen die overwinnen de beloofde beloningen klaarliggen, want er is een getrouwe God en de weg tot die God is ook voor hen geopend door Christus die zelf de Weg is. Door het tonen van tempel en ark wordt ook aangegeven dat het visioen dat volgt te maken heeft met Israël. God heeft aan geen ander volk een ark en een tempel gegeven en evenmin heeft Hij met een ander volk een verbond gesloten.
Symbolen en hun verklaring
De verklaring van de symbolen die in dit lange tussengezicht gebruikt worden is zeer belangrijk. De hoofdpersonen die in dit hoogtepunt van het boek Openbaring een rol spelen zijn (met tussen haakjes de voor hen gebruikte symbolen): Israël (de vrouw); de satan (de draak); de Gemeente (de mannelijke zoon); de aartsengel Michaël; de wereldlijke leider (het beest uit de zee); de geestelijke leider, de antichrist (het beest uit het land) en de verstokte ongelovigen van de eindtijd (de grote hoer Babylon). Van hen vormen de drie werktuigen van het kwaad die zich tegen God verheffen, op aarde een imitatie van de Goddelijke Drieëenheid met de draak als imitator van de H.Geest (de macht op de achtergrond), het beest uit de zee van de Vader (de feitelijke macht) en het beest uit het land van de Zoon (de zichtbare macht). Dat het beest uit het land de Zoon (=het Lam) tracht te imiteren blijkt uit het in Openb.13:11 genoemde facet van zijn uiterlijk.
Toneel in drie bedrijven
Het toneel dat zich in dit gedeelte voor de ogen van Johannes afspeelt, is als het ware te verdelen in drie bedrijven: het eerste bedrijf loopt van 12:1 tot 12:6 en geeft met het ontsnappen van het kind de eerste verklaring van de woede van de draak. Het eindigt met de vlucht van de vrouw naar de woestijn; het tweede bedrijf loopt van 12:7 tot 12:12 en geeft de andere verklaring van de woede van de draak: hij kan niet meer in de hemel komen en moet zijn werk beperken tot de aarde; het derde bedrijf loopt van 12:13 tot 12:17, het neemt het thema van het eerste bedrijf weer op en werkt dit uit. De vervolging van de overigen van het nageslacht van de vrouw wordt gemotiveerd door de woede van de draak om het ontsnappen van het kind en om zijn verloren positie in de hemel. Het eerste en tweede bedrijf monden uit in het derde en vragen ook om dit derde bedrijf, waarop in Openb.12:6 en 12:12 al wordt gezinspeeld.
De vrouw en de draak
In vs 1 van hoofdstuk 12 wordt al direct aangegeven dat het hier gaat om beeldspraak, om symboliek. Er is daar sprake van een groot teken dat in de hemel wordt gezien, samen met een ander teken (vs 3). Opmerkelijk is dat in Openb.12 alles zo groot is, er is een groot teken (vs 1), een grote draak (vs 3,9), een grote stem (vs 10), grote grimmigheid (vs 12) en een grote arend (vs 14). Het voortdurend in de grondtekst gebruiken van het woord “mega” wijst op het grote belang dat dit gedeelte van Openbaring heeft. Het grote teken is de vrouw en het andere teken de draak en in vs 4 volgt dan hun confrontatie. In datzelfde vers wordt gezegd dat de draak met zijn staart een derde deel van de sterren des hemels, dat is van de engelen, meesleept, maar dit wordt pas nader verklaard in vs 7. Dan wordt verteld dat de draak en zijn engelen strijd hebben gevoerd tegen de aartsengel Michaël en zijn engelen en in vs 9 staat dat de draak en zijn engelen deze strijd hebben verloren en een luide stem geeft in vs 10 eer aan de overwinnaars. Dit eerbetoon bestaat uit drie delen. Het eerste deel kondigt aan dat nu het koningschap aan God en de macht aan Christus zijn gekomen als gevolg van Satans uitwerping uit de hemel. Het tweede deel zegt dat in principe de overwinning over de satan door de gelovigen behaald is. Zij beschikten over geloof door het offer van het Lam en door daarvan te getuigen, bestreden zij de satan. Het derde deel roept de overwinnaars in de hemel op hun vreugde te tonen op grond van wat in het eerste en tweede deel gezegd is, maar kondigt voor de aarde tegelijk het derde wee aan, dit zijn de zeven schalen van de gramschap van God. De draak en zijn engelen worden op de aarde geworpen en daarmee is het verhaal bij vs 4 teruggekeerd.
Draak = duivel = satan = oude slang
In vs 9 wordt ons bovendien verteld dat de draak dezelfde is als de duivel, als de satan, als de oude slang van Gen.3. Tenslotte blijkt uit vs 12 dat op de aarde het geweld van de verdrukking nu pas goed zal gaan losbarsten. De val uit de hemel van de satan en de zijnen geeft de hemelen wel reden tot grote vreugde, maar het is voor de aarde het aanbreken van een tijd van grote smart. De draak zal met grote grimmigheid trachten het restant van zijn machtsgebied in bezit te houden, hij wil tot elke prijs de machthebber over de aarde blijven. Voor dit streven is hem nog maar weinig tijd gelaten, slechts de laatste tweeënveertig maanden van de tijd van verdrukking. Daarom laat hij zich helpen door aardse schepselen aan wie hij zijn macht delegeert: het beest uit de zee en het beest uit het land.
Vrouw = Israël
Met de vrouw wordt Israël bedoeld. Hiervoor wordt niet zo’n duidelijke verklaring gegeven als voor de draak, maar de vermelding van zon, maan en twaalf sterren wijzen op Gen.37:9-11 waar het gaat over Israël en zijn zonen die de stamvaders van Israël zijn. Deze vrouw is zwanger en baart een mannelijke zoon. Uit de toevoegingen in vs 5 wordt duidelijk dat dit òf de Christus òf de Gemeente in de zin van het Lichaam van Christus moet zijn, dit is een tweede en een zeer duidelijk argument dat de vrouw Israël symboliseert.
Zoon = De gemeente
De zoon die gebaard wordt is niet de Christus, maar het Lichaam van Christus, de Gemeente. Christus is naar God en zijn troon opgevaren en niet plotseling weggevoerd, of beter: weggerukt. Bovendien heeft het geen zin aan Johannes een beeld te tonen van de Hemelvaart, hij heeft geen beeld nodig, want hij was bij de werkelijkheid aanwezig. Een zoon, een mannelijk wezen of een mannelijke zoon duidt aan dat het niet gaat om het geslacht van het kind dat geboren is, maar om het feit dat dit kind een erfgenaam is. In vs 17 wordt gezegd dat de vrouw nog meer nageslacht heeft, maar niet dat dit ook zonen zijn. De Gemeente is Israëls erfgenaam in die zin dat het eerstgeboorterecht (Ex.4:22) van Israël via Christus is overgegaan op de Gemeente. De Gemeente als het Lichaam van Christus is nageslacht van Israël, er kan geen Gemeente in die zin bestaan zonder Christus en zich Christus voorstellen zonder Israël is ook onmogelijk. Dit houdt echter niet in dat dit Israël het gelovig Israël is. De vrouw is hier het beeld van Israël, maar dan wel als een niet-Messiasgelovig volk, want als Israël had geloofd, dan was het Koninkrijk der Hemelen gekomen en dan was er geen sprake geweest van dood, opstanding en hemelvaart van Christus en er was ook geen sprake geweest van een Gemeente als het Lichaam van Christus. En van een boek dat de Openbaring van Jezus Christus zou heten, zou evenmin sprake zijn geweest. Toen de Heer werd gekruisigd was er geen sprake van Israël dat bekeerd was en Israël heeft zich ook niet bekeerd in de periode die ligt tussen het ontstaan van de Gemeente op de Pinksterdag en het einde ervan bij de Opname. In de laatste jaarweek voor Israël is er derhalve sprake van het zich opnieuw bemoeien van God met Israël dat mogelijk wel gelooft in JHWH, maar niet in Jezus van Nazaret als de Messias.
Satan faalt en delegeert zijn macht aan het Beest
De satan tracht, nadat hij uit de hemel geworpen is, zijn tegenstander op aarde uit de weg te ruimen, dit wordt getoond met het beeld van de draak die het kind wil verslinden. Hij slaagt hierin niet, want het kind wordt weggevoerd naar de hemel en de draak vervolgt dan de vrouw en later de overigen van het nageslacht van de vrouw. Dat hij deze macht op aarde kan uitoefenen, is een gevolg van het wegvoeren van het kind. Met de Opname van de Gemeente is de weerhouder verwijderd en kan de wetteloze zich openbaren (2 Tess.2:6-9). De vrouw vlucht voor de draak naar de woestijn, dit vertelt zowel vs 6 als vs 14, een herhaling die wordt veroorzaakt door het inlassen van het gedeelte over de strijd tussen Michaël en de draak. Het weer opnemen van de draad van het verhaal in vs 13 blijkt ook uit “een plaats” in vs 6 en “haar plaats” in vs 14. De plaats in de woestijn is door God voor de vrouw bereid, zij vlucht erheen met behulp van de vleugels van de grote arend en zal er “een tijd en tijden en een halve tijd” (= 3 ½ jaar) moeten blijven buiten het gezicht van de slang, dus zonder dat de satan haar iets kan doen. In vs 6 wordt deze periode “twaalfhonderd zestig dagen” genoemd, een teken dat de vrouw en het verblijf van de vrouw in de woestijn op positieve wijze moeten worden benaderd, de negatieve benadering geeft “tweeënveertig maanden”. Zie 11:3;12:6 en 11:2;13:5. Met het Israël dat de laatste helft van de zeventigste week in de woestijn door God wordt beschermd, zullen dan de honderdvierenveertigduizend verzegelden worden bedoeld en inderdaad zal er nu pas schade aan de aarde, de zee en de bomen mogen worden toegebracht (7:3). Zie ook Dan.12:1. Israëlieten die vóór de Opname Messiasgelovige Joden geworden zijn, worden met de Gemeente mee opgenomen in de hemel. Israëlieten die na de Opname en tijdens de eerste helft van de laatste week door onder andere de prediking van de twee getuigen in Jezus als hun Messias zijn gaan geloven, bevinden zich onder het altaar (6:9) en in de woestijn vinden we de verzegelden van de twaalf stammen. De rest van Israël zal het beest uit het land nalopen en zowel hem als het beest uit de zee eer bewijzen. Als de vervolging van de vrouw voor de draak geen resultaat heeft, gaat hij heen om oorlog te voeren tegen de overigen van het nageslacht van de vrouw. Dit zijn geen Israëlieten, want de Israëlieten vormen Israël en dat is de vrouw en niet het nageslacht van de vrouw. Dit nageslacht is overig, dat wil zeggen het vormt naast de mannelijke zoon het totale nageslacht van de vrouw. Het kan dan alleen die heidenen betreffen die niet zijn opgenomen, die echter wel de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben. Dit klinkt positief, maar het is het niet. Het getuigenis van Jezus hebben, is geloven en de geboden van God bewaren, is werken. En Rom.4:5 zegt niet te werken, maar te geloven, dan wordt het geloof tot gerechtigheid gerekend. De overigen van het nageslacht van de vrouw hebben geloofd, maar ook gewerkt en dit wordt gezien als leven uit genade en tegelijk werken voor het geval de genade om de een of andere reden niet doorgaat. Tegen deze overigen voert de satan oorlog en zij zullen in deze strijd moeten overwinnen. Dit wordt een zware strijd, wat blijkt uit 13:10 en 14:12, maar wie overwint zal een beloning ontvangen. Deze groep zal een deel zijn van de schare die niemand tellen kan (7:9). Het hoofdstuk wordt besloten met: en hij bleef staan op het zand der zee. Uit die zee komt een beest, de satan geeft zijn macht aan het beest en dit probeert vervolgens op godslasterlijke wijze het werk van de satan af te maken. De tijd die het hiervoor krijgt is tweeënveertig maanden, dat is de laatste helft van de jaarweek die Israël nog zal krijgen. Dit is gelukkig maar een korte tijd, want “en indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden” (Matth.24:22). Wanneer de draak op het zand der zee is gaan staan, ziet Johannes van de tekenen waaruit het vierde tussengezicht bestaat, het tweede teken. Uit de zee, die in de Bijbel vaak het beeld is van de volkerenwereld waaruit symbolisch alle onheilen en gevaren opkomen om de aarde en de mensheid te bedreigen (17:15), komt een beest te voorschijn. Net als de draak, die kennelijk op het strand het beest staat op te wachten, heeft het beest tien horens en zeven koppen (12:3). De draak is de satan en de satan is ook degene die het beest macht geeft en die dus achter hem staat. Het is daarom dat zij zo sterk op elkaar lijken, hoewel er altijd een gering verschil moet zijn. Het verschil is dat de draak tien horens en zeven koppen met kronen heeft en het beest uit de zee tien horens met kronen en zeven koppen met namen van godslastering. Satan is een geestelijk wezen. Hij moet zich in het vlees openbaren. Dit doet hij hier via het beest uit de zee en in een later stadium via het beest uit de aarde(beter:uit het land). Het beest uit de zee en dat uit het land zijn de twee belangrijkste menselijke instrumenten van satan. Zij zijn zijn hoofdagenten, zij worden door hem gemanipuleerd en hij geeft hen de inspiratie tot het kwaad. Het verslinden van het kind en het vervolgen van de vrouw is voor de satan op een mislukking uitgelopen. Voor het voeren van de oorlog tegen de overigen van het nageslacht van de vrouw wordt nu een verse kracht naar voren geroepen vanuit de door al het voorgaande uit hun evenwicht gebrachte machten van deze aarde, die deze kracht zelf heeft voortgebracht. Men denkt dat dit nieuwe de verwarring de baas zal worden, maar de uiterlijke eerbied die de wereld toont voor het beest, is in werkelijkheid een eerbewijs aan Satan, die zijn kracht, zijn troon en zijn autoriteit aan het beest gegeven heeft (vss 2 en 4). Uit de beschrijving van het uiterlijk van het beest in vs 2 blijkt dat alle kentekenen van de vier wereldrijken zoals Daniël die zag (Dan.7) in dit beest verenigd zijn. Het beest uit de zee verenigt alles in zich wat ooit de kracht heeft uitgemaakt van de wereldrijken die elkaar zijn opgevolgd: het Babylonische rijk (leeuw), het rijk van de Meden en Perzen (beer) en het Grieks-Macedonische rijk van Alexander (luipaard). Alexander de Grote werd na zijn dood opgevolgd door vier generaals die ieder voor zich heersten over een koninkrijk, vandaar de vier koppen. Het laatste rijk dat in Daniël 7 wordt bedoeld is het Romeinse rijk (draak). Het rijk van het beest heeft de zucht naar uitbreiding van grondgebied, de hoogmoed, de wreedheid en de mateloze ambitie van deze rijken. De dieren die in Daniël 7 deze wereldmachten uit de oudheid symboliseren, worden hier in Openb.13 ook genoemd, waarbij het beest uit de zee zelf gelijk staat met de draak die de kenmerken heeft van de luipaard, de beer en de leeuw. Leeuw, beer en draak hebben ieder een kop en de luipaard heeft er vier, dat geeft in totaal zeven koppen. In de chaos na de Opname van de Gemeente trekt het beest uit de zee de wereldmacht naar zich toe. Hij wordt de wereldheerser en zijn methode van regeren zal een vreemd mengsel zijn van de autocratie van Babylon, Perzië en Macedonië en de op het eerste gezicht zeer moderne Romeinse ideeën. Hij zal regeren over een machtig rijk en zijn invloed zal zich over de gehele rest van de wereld uitstrekken. Gedurende zeven jaar zal hij de gehele wereldpolitiek beheersen. In de eerste helft zal hij de schijn kunnen ophouden een vredevorst te zijn, pas in de tweede helft zal zijn ware duivelse aard geopenbaard worden. Omdat dit beest in een ander verband ook het beest uit de afgrond is, zal zijn ware karakter dat zijn van de helse kracht die het ontvangt uit de afgrond. Op andere plaatsen wordt hij de “gruwel der verwoesting” (Matth.24:15) en “de vorst die komen zal” (Dan.9:26) genoemd. Hij is het ook op wie Jezus zinspeelt als Hij zegt: “Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam,die zult gij aannemen (Joh.5:43). Hij zal grote woorden en godslasteringen spreken tegen God en zijn tent en tegen hen die in de hemel wonen, tweeënveertig maanden lang, net als de “kleine horen” in Dan.7:8 dit een tijd, tijden en een halve tijd doet. Zolang de satan zich in de hemel bevond, was hij de aanklager, nu hij op de aarde geworpen is, kan hij nog slechts via het beest zijn godslasteringen uitbraken: tegen God om zijn naam te lasteren en tegen zijn tabernakel namelijk tegen hen die in de hemel tabernakelen: de Gemeente. Het lijkt me niet juist alleen van dit beest of alleen van het hierna volgende dat uit het land zal komen, te zeggen dat het de antichrist is. In verband met wat ons in Openb.4 en 5 werd getoond met betrekking tot Christus die zowel het Lam Gods is als degene die op de troon zit, kan hier worden gesteld dat zowel het beest uit de zee als dat uit het land de antichrist is. Zoals de Messias tegelijk als de Messias-Koning en als de lijdende Messias wordt voorgesteld, hebben we hier te maken met de wereldlijke en de geestelijke leider van een antichristelijke wereldmacht die zich in de eindtijd zal laten gelden. De twee leiders hebben dezelfde oorsprong (de boze) en hetzelfde doel (de wereld in de macht van de vijand van God houden).Zij zullen samen met de draak tot de grote strijd oproepen (16:13,14), in deze strijd zal het beest uit de zee de nederlaag lijden en samen met het beest uit het land als de valse profeet, zal hij in de poel des vuurs geworpen worden. Hun volgelingen zullen worden gedood met het zwaard dat komt uit de mond van Hem die op het paard zit (19:19-21). Het aanbidden van het beest en het dragen van zijn teken staat gelijk met het verwerpen van Christus en betekent voor eeuwig verloren zijn. Via Johannes wordt ons meegedeeld dat er in de laatste week van Israël een antichristelijke wereldmacht zal verschijnen, die zich allereerst openbaart als een geweldige politieke macht (tien horens met kronen) en daarna ook als een religieuze God-vijandige macht (zeven koppen met godslastering). Het beest uit het land is niet een personificatie van deze macht, want het heeft geen zeven koppen en ook maar twee horens. Het staat in dienst van de macht oftewel “het oefent al de macht van het eerste beest voor diens ogen uit (vs 12)”. Horen en kop zijn symbolen van verhoging en macht terwijl zeven het getal is van de volheid in positieve en negatieve zin. Daarnaast is tien het getal van de zondige volheid dus volheid alleen in negatieve zin. Tien horens en zeven koppen geven dus allebei aan dat hier sprake is van een negatieve, een zondige macht. Later blijkt dit ook uit het oordeel over Babylon, de grote hoer van Babylon rust daar op de zeven koppen (17:9). In 13:1-8 is sprake van één aan God vijandige wereldheerschappij die optreedt in allerlei te onderscheiden vormen en machten en die zich van het Romeinse wereldrijk in de dagen van Johannes onderscheidt door de symboliek van de draak als het vierde dier en het ijzer van het beeld tegenover de combinatie van de vier dieren met hun macht (Dan.7) en het ijzer gemengd met leem van het beeld (Dan.2). Het beest uit de zee is niet alleen het symbool van de wereldmacht, het toont zich door imitatie van Christus ook duidelijk een antichrist.
We zien hierbij dat er een zeker verband bestaat met de oude slang uit het paradijs, van wie tegen Eva wordt gezegd dat iemand van haar zaad hem de kop zou vermorzelen, terwijl de slang iemand van haar zaad de verzenen zou vermorzelen. Hiermee zouden respectievelijk de dodelijke wond en de kruisiging bedoeld kunnen zijn en dan geldt:
- zoals Christus een dodelijke wond aan het kruis ontving, zo wordt ook het beest ten dode toe gewond;
- zoals Christus uit het graf herrees, zo wordt bij het beest de dodelijke wond genezen;
- Verdere imitaties zijn dan:
- zoals Christus gezalfd is door de H.Geest, zo is het beest bezield door de draak;
- zoals alle knie zich voor Christus zal buigen om zijn overwinning over graf en dood, zo aanbidt heel de wereld op een enkele uitzondering na het beest;
- zoals de naam van Christus staat op de voorhoofden van Zijn volgelingen (14:1), zo staat de naam van het beest op die van zijn volgelingen (13:16);
- zoals het Lam Gods gezag heeft over alle volk en stammen en naties en talen (7:9), zo heeft het beest macht over elke stam en natie en taal en volk (13:7).
“Anti” betekent “in de plaats van” en het betekent “tegen”. Het beest stelt zich tegenover alles, wat Christus vereert. Hij wil in de plaats van Christus vereerd worden en tegelijk wil hij de namen van hen die God onteren, verwerpen en bestrijden, in zich verenigen en wil hij tegen God godslasterlijke taal spreken. Dat hij een “anti”christ is, blijkt ook uit het feit dat hij van Satan de macht over de wereld aanneemt die Jezus weigerde te accepteren, want aanvaarden van de macht zou aanbidding van Satan inhouden. Terecht heeft Jezus gezegd: “Gij zult de Here uw God aanbidden en Hem alleen dienen (Luk.4:8)”. Om de macht van de draak te kunnen ontvangen, heeft het beest de draak moeten aanbidden en zal hij hem moeten dienen. Vanaf het ogenblik van aanbidding is het beest een antichrist geworden, een tegenstander van God en zijn Gezalfde. Toch wordt met de antichrist kennelijk niet altijd één bepaalde persoon bedoeld, hij openbaart zich in elke aan God vijandige wereldmacht, hetzij Babel, Assur, Syrië, Rome of welke moderne wereldmacht ook. In 2 Tess.2 wordt hij de tegenstander, de mens der wetteloosheid en de zoon des verderfs genoemd en we moeten hierbij bedenken dat de term antichrist alleen door Johannes in zijn brieven wordt gebruikt. Als de tegenstander van God en Christus voert het beest oorlog tegen de heiligen en hij overwint hen (vs 7). Hier wordt de strijd bedoeld tegen de in 11:7 genoemde twee getuigen en tegen hen die zich door hun getuigenis hebben bekeerd. Door deze bekering werd ook hun naam in het boek des levens van het Lam bijgeschreven. Dat het het beest gegeven werd oorlog te voeren tegen de heiligen en dat het macht gegeven werd over elke stam en natie en taal en volk,mag niet worden gezien als door God aan het beest verleende toestemming. Het is de draak die dit geeft, net als in vs 5. Vs 10 heeft te maken met Jer.15:2 en 43:11. Er wordt de slachtoffers van het beest op het hart gedrukt geen verzet te plegen door naar het zwaard te grijpen als het beest de heiligen doodt met het zwaard of hen in de gevangenis leidt. Gebruik van geweld zal op eigen hoofd neerkomen. God zal hen wreken en zo hun vraag beantwoorden (6:10). Uit het feit dat zij zich niet zelf wreken, zullen hun volharding en hun geloof blijken. Hierna wordt gesproken van het beest uit het land, de geestelijk leider die zijn steun geeft aan het beest uit de zee. Het zal duidelijk zijn dat hiermee een Israëliet wordt bedoeld, in deze periode staat Israël weer centraal en een niet-israëliet als geestelijk leider zal voor het volk Israël niet aanvaardbaar zijn. Hun verwachting gaat uit naar een Joodse Messias als geestelijk leider. In verband met Jakobs laatste woorden (Gen.49:16,17) geloven velen dat het beest uit het land als geestelijk leider en als valse messias uit de stam Dan zal komen. In vs 11 wordt in de grondtekst een woord gebruikt dat “een ander van dezelfde soort” betekent. Hiermee wordt gezegd dat de beide beesten met elkaar verwant zijn. Het beest uit het land, ook de valse profeet genoemd, treedt op in de laatste helft van de zeventigste week en weet alle godsdienststelsels in die periode tot één valse religie samen te smelten door de wonderen die hij verricht. Zo laat hij zelfs vuur uit de hemel op de aarde neerdalen en imiteert hiermee Elia, één van de twee getuigen uit de eerste helft van de zeventigste week. In zijn valse religie dient de gruwel der verwoesting, het beeld van het beest uit de zee als voorwerp van aanbidding. Aan dit beeld geeft de valse profeet geest zodat het kan ademen en spreken, waardoor het lijkt alsof hij ook het weer levend worden van Elia kan imiteren. Maar in 11:11 wordt gesproken van “een levensgeest uit God” en in 13:15 van “een geest”. Ademen en spreken maken het beeld wel levensecht, maar niet levend. Wat het uiterlijk van de valse profeet betreft, lijkt hij meer op het Lam Christus dan op de politieke machthebber, het beest uit de zee. Het beest heeft tien horens en de valse profeet twee zoals die van het Lam. Wat zijn taal betreft, lijkt hij op de draak, de satan. Deze is de vader van de leugen en de valse profeet munt dus uit in het gebruik van leugentaal. De volgelingen van het beest zullen gedood worden met het zwaard. Dit zwaard is het Woord dat hen laat zien dat ze fout waren. Ze hadden het woord van God beter moeten kennen en het moeten geloven, dan was het zo ver niet gekomen. Wie het woord van de valse profeet hoort en het vergelijkt met Gods woord, moet in de gaten krijgen met een valse profeet van doen te hebben. Het beest uit de zee heeft in het verleden een hoofdwond toegebracht gekregen die in de eindtijd genezen zal zijn. Dat de zware wond geneest wil zeggen dat als de wereldmacht bestreden en getroffen wordt, zij dan toch weer opstaat, want na het einde van de ene macht komt de andere al weer te voorschijn. De wereldmacht wordt hier getekend als sterker dan de dood, zij heet onoverwinnelijk, want zij staat weer op, zij blijft aan zichzelf gelijk. De valse profeet vestigt de aandacht van hen die op de aarde wonen op de dodelijke wond van het beest uit de zee, maar vooral op het genezen zijn van die wond en bewerkt dat alle mensen het beest aanbidden. Aldus imiteert de valse profeet het werk van de Heilige Geest die getuigt van de dood, de opstanding en de verheerlijking van Christus. Zo was het bezitten van twee horens ook al een imitatie van het Lam Christus. Als de hele wereld tot aanbidding van het beest zou worden gebracht, dan zou het ideaal van het christendom zijn bereikt en de opdracht die aan Israël werd gegeven volbracht zijn. Alleen zijn ideaal en opdracht niet gericht op aanbidding van het beest. Wat de hoofdwond waarover hiervoor werd gesproken precies is, valt niet te zeggen. Lange tijd hebben uitleggers, om redenen die vaak per persoon verschillend waren, vastgehouden aan de mening dat met het beest uit de zee een hersteld Romeins rijk bedoeld werd. De genezen hoofdwond zou dan de val van het vroegere Romeinse rijk door de aanvallen van de barbaren uit het Noorden moeten voorstellen. Het herstelde Romeinse rijk zou dan de E.E.G. zijn die tien leden (tien horens) met zeven gekroonde vorsten (zeven koppen) zou hebben. Helaas telt de Europese Unie al meer dan tien leden en ook nog enige in de wachtkamer. Zelfs het creëren van Iberië en van de Benelux laat het ledental boven de tien komen, het aantal gekroonde hoofden zou dan bovendien tot onder de zeven dalen iets wat zelfs niet wordt opgeheven door het in ere herstellen van het koningshuis in Italië en Griekenland. De stelling van het Romeinse rijk lijkt mij dus niet houdbaar. Een betere uitleg lijkt me: de dodelijke wond is veroorzaakt door de dood en de opstanding van Christus. De macht van Satan werd aangetast en het ontstaan van het christendom leek dodelijk voor hem. Dit verwaterde echter snel, het verloor alle kracht door onderlinge ruzies en scheuringen. De wond bleek niet dodelijk te zijn en kon voorspoedig genezen, kon zelfs de wereld de kracht en de vitaliteit van het beest tonen. Dat het beest een politieke macht voorstelt, is hier niet van belang. Als Jezus van Nazaret door Israël als de Messias was geaccepteerd, dan was het Koninkrijk der Hemelen op aarde gevestigd als een politiek-religieuze macht. Omdat dit alles niet is doorgegaan, kon satan zich herstellen en vorst van deze eeuw en deze wereld blijven. De verwijzing naar Rome in 17:9 wil dan zeggen dat de door satan aan Rome gegeven wereldmacht als eerste onder de aan de Messias gegeven macht over deze wereld gevallen zou zijn. Volgens vs 15 zullen allen die onder het regime van het beest en de valse profeet vallen, worden gedood als zij het beeld van het beest niet aanbidden. Maar of dit gebeurt, is niet zeker, want er wordt hier gesproken van “zou spreken” en de verdere zinsbouw kan om die reden inhouden dat het dan ook “zou maken” wordt. Hoe dan ook, het hebben van het merkteken op de rechterhand of op het voorhoofd geeft het recht om te kopen en te verkopen en zo niet van honger om te komen. Dit merkteken is de naam van het beest oftewel het getal van zijn naam, dat wil zeggen het is een getal dat de naam (het wezen) van het beest uitdrukt. Dat getal is zeshonderd zesenzestig. Net als in vs 9,10 gaat het hier niet over ons, worden wij niet aangesproken, maar zij die in die tijd tot de gelovigen onder het regime van het beest en de valse profeet behoren. Een gelovige zal in die tijd de wijsheid en het inzicht moeten hebben om te onderkennen wat het getal van het beest voor hem te betekenen heeft. In de loop van de christelijke geschiedenis zijn er al heel wat verschillende uitleggingen aan dit getal gegeven, maar de ware betekenis zal pas gekend kunnen worden wanneer het beest verschenen is. De toch wel meest bekende uitleg is die welke zegt dat hiermee Nero bedoeld wordt. Keizer Nero is in het Hebreeuws Qaisar Neron, alleen met medeklinkers geschreven QSR NRWN (de w staat voor de o). De overeenkomstige getalswaarde in het Hebreeuwse alfabet is: 100 + 60 + 200 + 50 + 200 + 6 + 50 = 666. Een andere bekende uitleg is, dat “beest” in de kwade zin in Openbaring 36(6 x 6) keer voorkomt en de som van de getallen van 1 tot 36 is 666. Deze twee uitleggingen gaan uit van de getalswaarde, een andere, zeer bruikbare en ook zeer waarschijnlijke is die welke uitgaat van de symbolische waarde van de getallen, een veelvuldig in de Bijbel toegepast systeem. In 15:2 wordt gesproken van de overwinnaars van het beest en van zijn beeld en van het getal van zijn naam. Het getal is symbolisch voor het kwaad en de zes is dan het getal van de onvolmaaktheid van de mens ten opzichte en tegenover de volheid van de zeven, het getal van God en de aarde samen en daarmee het getal van de vol(maakt)heid. Het getal zeshonderd zesenzestig is dan de duivelse nabootsing door de draak, het beest uit de zee en het beest uit het land, samen de volmaakt onheilige drieëenheid van het kwaad. Tenslotte is er nog een mogelijke oplossing, ook gebaseerd op de getallensymboliek, die zegt dat het getal van de mens de zes is. Hij is op de zesde dag geschapen en schoot tot nu toe steeds tekort om een zeven te worden (het getal van de volheid van God samen met de schepping). Zo is de mens naar lichaam een zes, naar geest een zes en naar ziel een zes.
Hierbij moet nog wel even worden opgemerkt dat de getalswaarde van de naam Jezus in het Grieks is: IESOUS = 10 + 8 + 200 + 70 + 400 + 200. In totaal is dit 888.