Openbaring – Hoofdstuk 4


Aan de gemeente van Sardes

De gemeente van Sardes wordt door de Heer op bijna dezelfde manier aangesproken als de gemeente van Efeze in de eerste brief. Hier verwijst de Heer naar zichzelf als: Hij die de zeven geesten Gods en de zeven sterren heeft. De Heer houdt de gemeenten in zijn hand via de engelen van de gemeenten, de sterren (1:20). De Heer zegt ook dat Hij de zeven geesten Gods, dus de Heilige Geest, heeft en Hij vraagt de gemeente van Sardes te bedenken hoe zij “het” hebben ontvangen en gehoord. Dit “het” moeten zij bewaren. Door wakker te worden en zich te bekeren zullen zij hierin slagen. Dit “het” kan moeilijk iets anders zijn dan het evangelie en hoe dit evangelie door Sardes ontvangen en gehoord is, wordt, ook al door vs 1, wel duidelijk: het is de Heilige Geest die het gegeven heeft, het is een Pinksterevangelie. Dit zou toch moeten leiden tot een leven voor de Heer, maar in Sardes gebeurt dat alleen uiterlijk en in naam. Anderen denken dat Sardes leeft voor God, maar de Heer zegt dat Sardes dood is. De Heer geeft dan het advies om wat er nog over is van het oorspronkelijke geloof te versterken door bekering. Zoals het er nu voorstaat, heeft Sardes weinig kans om in de Dag des Heren genade bij de Heer te vinden. Maar de waarschuwing van de Heer geldt niet voor de hele gemeente. In een gemeente is altijd ergens de Heilige Geest aanwezig, anders houdt de gemeente op te bestaan, een gevaar dat voor Efeze dreigde. Ook in Sardes zijn enkele personen die niet dood zijn, maar leven. Zij behoren tot de gemeente als het Lichaam van Christus en zij zullen met Hem verheerlijkt worden. Zij zijn waardig bevonden een wit kleed te dragen. Anderen zullen mogelijk ook witte klederen dragen, maar dan moeten zij eerst overwinnen. Zij die waardig zijn met Christus in witte klederen te wandelen, zijn dus meer dan overwinnaars. Zij die overwinnen, zullen ook bekleed worden met witte klederen, maar van wandelen met Christus wordt niets gezegd. Ze zullen wel hun naam in het Boek des Levens vinden, want Christus heeft hun naam beleden voor de Vader en zijn engelen, maar eerst zullen zij dan de overwinning moeten behalen op de dingen die de Heer tegen de gemeente van Sardes heeft. Terwijl in Pergamum sommigen aan een verkeerde leer vasthouden en in Tyatira wordt gesproken van allen die de leer van Izebel niet hebben, zijn het in Sardes nog maar enkelen die hun kleren niet bezoedeld hebben. Het aantal getrouwen lijkt dus steeds kleiner te worden.

Aan de gemeente van Filadelfia

De Heer noemt zich hier de Heilige en de Waarachtige, dat zijn hoedanigheden die in Openb.1 niet letterlijk te vinden zijn, maar waarin de ware gelovige toch zijn Heer herkent. Wat in Openb.1 wel als een van de karakteristieken van de Heer wordt genoemd, is het bezit van de sleutels van de dood en het dodenrijk. In de aanhef van de brief aan de gemeente van Filadelfia wordt hierover achtereenvolgens gesproken als: “de sleutel Davids”, “openen en niemand zal sluiten” en “sluiten en niemand zal openen”. De sleutel Davids verwijst naar Jes.22:22 waar aan de hofmaarschalk Eljakim het gezag dat David ooit bezat, wordt gegeven, terwijl dat eigenlijk door de koning uitgeoefend moest worden. Hier is het de ware zoon van David die het gezag en de macht dat de koning toekomt, weer op zich genomen heeft. Het is best mogelijk dat hier eveneens bedoeld wordt dat joden van de synagoge van de satan zich de macht en het gezag van koning David in de joodse gemeenschap hebben willen toeëigenen, maar de hemel openen of sluiten kunnen zij niet, dat kan alleen Hij die hier spreekt. Het gaat dus van het bezitten van de sleutel naar het gebruik ervan om te openen en te sluiten en in vs 8 wordt dan ook tegen de gemeente van Filadelfia gezegd dat de Heer hen een open deur naar de hemel geeft en niemand kan hen de toegang verhinderen. Het is de Heer die dit doet voor de gemeente van Filadelfia, want zij kunnen het niet zelf. Er wordt dus van de gemeente gezegd: jullie gaan naar de hemel, daar kan niemand wat tegen doen. Er wordt echter niet gezegd dat de weg naar de hemel een weg is zonder voetangels en klemmen. De Heer kent de werken van de gemeente van Filadelfia, daarop wordt geen verder commentaar gegeven dan: gij hebt kleine kracht. De Heer zegt zoiets als: “Jullie hebben het goed gedaan en hebben de hemel verdiend, daarom heb Ik de deur vast opengezet. Jullie hoeven niet bang te zijn dat iemand kan verhinderen dat jullie de hemel binnengaan, dat kan niet gebeuren. Ik heb jullie werken beoordeeld en daarbij in overweging genomen dat jullie in de strijd tegen het kwaad maar over weinig kracht beschikten.

Daarom heeft de Heer de deur maar vast opengezet, Filadelfia zou ook daarvoor te kleine kracht hebben. Kennelijk behoren heel wat leden van de gemeente, gezien als het Lichaam van Christus, tot de gemeente van Filadelfia en deze gemeente wordt er met kracht op gewezen dat het de Heer is die alles doet, zelf kunnen zij weinig uitrichten, zij hebben te kleine kracht. Maar met die kleine kracht die zij heeft, heeft de gemeente vastgehouden aan het woord van de Heer en ze heeft zijn naam niet verloochend. Dit wordt echter ook van de gemeente van Pergamum gezegd. De Heer heeft dus de hemel voor de gemeente van Filadelfia geopend. Bovendien spreekt Hij lovend over het feit dat Filadelfia heeft vastgehouden aan zijn woord en zijn naam niet heeft verloochend, ondanks de zo kleine kracht die de gemeente heeft. Hieruit blijkt dat de Heer deze gemeente liefheeft. De naam Filadelfia betekent broederliefde en de Heer heeft zijn broeders in Filadelfia lief en Hij zal maken dat de vijandige joden van de synagoge van de satan dit ook zullen erkennen, ze zullen zich voor de gemeente in het stof neerwerpen. Ze zullen zich bekeren en zij zullen als joden zeggen: het is de Messias en Hij heeft hen liefgehad. Weer is het echter zo, dat de Heer hiervoor zal zorgen. Om bij de Opname van de gemeente te behoren, komt er dan nog een eis bij: de Heer blijven verwachten. De gemeente van Filadelfia is voortdurend trouw geweest aan de opdracht de Heer te blijven verwachten en zal voor die trouw worden beloond. De Heer zal zorgen dat zij bewaard wordt voor de grote verdrukking die zal komen over hen die op de aarde wonen. “Zij die op de aarde wonen” of een ongeveer gelijkluidende term heeft de negatieve betekenis van: zij die op de aarde gevestigd zijn, die zich daar thuis voelen. Zij worden samen met de aarde geoordeeld. Het zijn geen gelovigen, want die zijn vreemdelingen, zij hebben geen vaste voet op aarde, zij zijn burgers van een rijk dat in de hemelen is (Filipp.3:20). Er wordt dan verder gezegd dat de Heer spoedig terug zal komen. Als “Ik kom spoedig” al bijna tweeduizend jaar is, hoeveel tijd moet er dan wel niet liggen tussen de “geboorte” van de satan (Jes.14:12-15;Ezech.28:12b-17)) en de eerste komst van de Messias Jezus Christus bij het begin van onze Jaartelling? Tot de terugkomst van de Heer moet de gemeente zorgen dat zij vasthoudt aan wat zij heeft, dat wil zeggen: ze moeten het woord van Christus bewaren, zijn naam niet verloochenen en zijn komst blijven verwachten. Als zij in een van deze dingen tekort zou schieten, dan valt de kroon van haar hoofd. Het enige gevaar dat voor de gemeente van Filadelfia dreigt, is het verlies van die kroon als zij onderweg is naar de geopende deur van de hemel. De kroon is de garantie voor het binnengaan door de deur. De Heer zegt dat niemand die deur kan sluiten, niemand kan dus de gemeente tegenhouden, behalve de gemeente zelf als zij de kroon zou verliezen. Zonder kroon kan men niet naar binnen. Alles wordt door de Heer gedaan, maar door de deur binnengaan, daarvoor moet elke gelovige zelf zorgdragen door te strijden met het doel de kroon niet te verliezen en vast te houden aan wat hij heeft. Wie overwint, zal een zuil worden in de tempel van God en zal daar niet meer uitgaan. Openb.21:22 zegt dat het nieuwe Jeruzalem geen tempel heeft, God en het Lam zijn de tempel. Wie overwint zal dus een deel zijn van het Lam, dat is een deel van het Lichaam van Christus en dat voor altijd blijven. Als zodanig zal hij geheel vernieuwd zijn, met andere namen genoemd worden en wel met de namen van God en van het nieuwe Jeruzalem en de nieuwe naam van Christus. Die drie namen zal de gelovige na zijn overwinning op zich geschreven krijgen.

Aan de gemeente van Laodicea

Christus is in de aanhef van deze brief de Amen, de brief aan deze gemeente is de laatste van de zeven brieven, welke interpretatie van de brieven men ook hanteert. Maar Christus is niet alleen de laatste, de Amen, Hij is ook het begin van de schepping van God en dat wil zeggen dat alle dingen in, door en tot Hem geschapen zijn (Kol.1:16,17). Daarnaast wordt hier gezegd dat Hij de getrouwe en waarachtige getuige is, iets wat van de gemeente van Laodicea niet gezegd kon worden, die was niet trouw aan wat zij had ontvangen en evenmin waarachtig in haar overtuiging. De leden van de gemeente van Laodicea waren niet heet, zij misten de vuurgloed van het evangelie waardoor hun kijk op de samenleving zou kunnen veranderen en zij waren ook niet koud als de heidenen die het evangelie niet kenden. Zelfs dit laatste zou beter geweest zijn dan de laksheid die de gemeente van Laodicea nu kenmerkt en die gemaakt heeft dat de Heer zegt dat Laodicea lauw is. Laodicea denkt rijk te zijn, alles te bezitten, maar heeft niet het besef dat het de Heer niet meer heeft. Hij staat aan de deur en Hij klopt, dus Hij staat buiten. Laodicea is arm, naakt en blind en de Heer raadt de gemeente aan van Hem goud, witte klederen en ogenzalf te kopen. Van Hem en niet van de wereld, want al staat de stad Laodicea bekend om haar goed georganiseerd bankwezen, haar linnen- en wolindustrie en haar bereiding van medicijnen, het goud, de kleren en de zalf van de wereld helpen niet. Laodicea zal aan zichzelf moeten werken in geestelijk opzicht, het moet zich bekeren. De Heer staat aan de deur en klopt (via deze brief) en wie opendoet (zich bekeert), zal samen met de Heer maaltijd houden, weer een “warm” contact met de Heer hebben. Wie overwint, wie de klop beantwoordt en zich bekeert, die zal als overwinnaar op de troon zitten, net zoals Christus overwonnen heeft en als overwinnaar op zijn troon zit, samen met de Vader. In de brieven worden de strijdmiddelen van de vijand openbaar en worden de gelovigen gewaarschuwd voor de gevaren die er dreigen. Welke gevaren dit zijn, kan uit de brieven als volgt worden samengevat: allereerst zullen de gelovigen riskeren hun eerste liefde te verliezen en vervolgens het risico lopen bang te zijn te moeten lijden (Efeze en Smyrna). Dat zal voor hen meebrengen dat ze compromissen van politieke en religieuze aard moeten zoeken (Pergamum en Tyatira). Als ze eenmaal zo ver zullen zijn, dan zullen ze vrij snel hun geestelijk leven (Sardes), hun kroon (Filadelfia) en hun heil (Laodicea) verliezen. Deze gevaren, deze strijdmiddelen van de vijand kunnen alleen onder ogen gezien en overwonnen worden door het geloof van en in Jezus Christus de Messias.