Inhoud
“Ben je gelovig?” vroeg ik haar op de man af. Ze antwoordde met: “Nee, ik ga niet meer naar de kerk.” Het lijkt of die twee onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: geloof en kerk. Zo zou Nederland steeds minder christelijk worden omdat steeds minder mensen op zondag naar de kerk gaan of nog lid zijn van een kerkgenootschap.
Kerk en geloof
Op zich is die koppeling tussen kerk en geloof vreemd. Om meteen maar met de deur in huis te vallen: In de Bijbel lees je helemaal niets over de kerk. De vroege christenen waren dan ook niet kerkelijk, ze waren gelovig. Nu een meerderheid van de Nederlanders niet of bijna niet meer in de kerk komt, wordt het een stuk lastiger om een gelovig iemand te herkennen. Gelovige mensen zijn anoniemer geworden, maar dat wil niet zeggen dat er dus vanuit gegaan kan worden dat alle kerkverlaters massaal ongelovig zijn geworden. In sommige gevallen zal dat ongetwijfeld het geval zijn, maar er zullen ook een heleboel mensen zijn die God niet de rug toe hebben gekeerd, maar wel de kerk hebben verlaten. Hoewel niet lang geleden door de kerk vaak werd beweerd dat de kerkverlating het morele verval van de samenleving zou betekenen, kunnen we nu met de huidige cijfers toch wel zeggen dat dat tamelijk overdreven was. Bij kerkverlaters is de moraal absoluut niet zoek. Eigenlijk verandert er niet zo heel veel aan de mensen zelf behalve dat ze, als ze nog steeds geloven, juist op dat gebied terug bij af zijn. Ze zijn net als de eerste christenen gelovig, zonder kerk en met alleen de Bijbel.
Dit is een inleiding tot Bijbelstudie. Een hernieuwde, niet-kerkelijke, kennismaking met de Bijbel.
De veranderende kerk
Mensen die niet meer naar de kerk gaan, kunnen zich nog wel aangetrokken voelen tot de boodschap van God. Hoewel men zich moet afvragen in hoeverre deze pure boodschap van het Evangelie nog in de kerken klinkt, staat als een paal boven water dat buiten de kerken in Nederland bijna niets meer zondermeer te vinden is over wat God de mensen wil vertellen. Met andere woorden: Mensen die de kerken verlaten, zullen weinig of geen opbouw van hun geloof aangereikt krijgen vanuit de Nederlandse samenleving. Het kerstfeest wordt steeds meer het feest van de Kerstman en Pasen van een of andere vage haas. Toch is de Nederlandse cultuur doorspekt met christelijke elementen, waarden en normen. De samenleving zelf is zich daar veelal niet van bewust.
Veel van die christelijke elementen die in onze samenleving voorkomen komen uit de koker van de kerk. Ze worden dogma’s genoemd. Dogma’s hebben nog wel een link naar het oorspronkelijke christendom, maar de kerk heeft er een eigen invulling en interpretatie aan gegeven. Neem bijvoorbeeld de zondagsrust of de kinderdoop. In de Bijbel worden zowel de kinderdoop als de zondagsrust niet beschreven. In tegendeel. In de Bijbel is de rustdag de Sabbat en die begint op vrijdag na zonsondergang en duurt tot zaterdag na zonsondergang. Voor wat betreft de kinderdoop is het helemaal duidelijk. De kinderdoop komt niet in de Bijbel voor. Neemt niet weg dat zowel de zondagsrust als de kinderdoop in de meeste kerken tot hun gewoontes en cultuur behoort.
De kerken hadden voor het opleggen van bepaalde culturele invloeden wel een bepaalde status nodig. Zonder status en macht wordt het moeilijk om een bepalende rol in een samenleving te hebben en te behouden. In de moderne samenleving zie je dat de machtsverhoudingen sterk aan het veranderen zijn. Oude instituties dreigen, als ze niet mee kunnen veranderen, hun macht steeds verder te gaan verliezen. Je ziet dat niet alleen bij de kerk gebeuren, ook de politiek en de democratie verliest waarde.
Kerkverlaters zijn mensen die leven in de moderne samenleving. Het ligt niet erg voor de hand dat deze mensen de kerkelijke dogma’s in hun dagelijkse leven missen. Als dat wel het geval zou zijn, hadden ze immers wel gewoon naar de kerk kunnen blijven gaan. Het ligt juist voor de hand dat gelovige kerkverlaters zich veel meer aangetrokken voelen tot een andere onderliggende boodschap. Maar als je op de man af zou vragen wat die boodschap dan is, krijg je waarschijnlijk een veelvoud aan verschillende antwoorden, vanuit een eigen invalshoek.
Voor het krijgen van een eenduidig antwoord zal je in de eerste plaats een eenduidige leer moeten hebben. Zonder een beschuldigende vinger te wijzen, lijkt het voor de hand liggend dat je vanuit de kerken geen eenduidige leer kunt verwachten. Volgens de Raad van Kerken zijn er in Nederland 648 verschillende kerken en kerkgenootschappen. De vele verschillende kerken zijn, aldus de Raad van Kerken, ontstaan vanuit het verlangen om het evangelie in een eigen (sub)cultuur een plaats te geven. (Raad van kerken, 2008)
Evangelie als wijn
Stel dat het evangelie te vergelijken zou zijn met de wijn van een kleine wijnboer uit de onbekende Zuid-Franse wijnstreek Gaillac. Speciaal voor de 648 kerkgenootschappen in Nederland zijn er voor die wijn 648 flessen met 648 verschillende etiketten gemaakt. Iedereen prijst de wijn anders aan, zegt andere nuances in de smaak te herkennen en prijst hem ook letterlijk anders. De één houdt hem goedkoop terwijl de ander er een absurd prijskaartje aan hangt. En de belangrijkste ontwikkeling is dat er een veelvoud aan voorwaarden voor het daadwerkelijk drinken van de wijn wordt gesteld. Voorwaarden aan de temperatuur, aan het glas, aan de temperatuur van het glas, aan het tijdstip van drinken en aan de kaas die je bij het drinken van de wijn gaat serveren. Sommigen zeggen juist dat je er helemaal niets bij mag eten en anderen vinden dat je de wijn van het kleine wijnboertje uit Zuid-Frankrijk alleen in een goed gezelschap mag drinken. Vervolgens wordt er een vele pagina’s dik manifest geschreven over de verschillende voorwaarden waaraan een “goed gezelschap” moet voldoen. En opeens is er iemand die zachtjes fluistert: “Van mij hoeft het niet meer” en niet lang daarna schaart zich een aantal mensen om hem heen. De groep wordt steeds groter en groter.
Lusten al die mensen de wijn dan niet meer? Dat weten ze eigenlijk niet eens. Er zijn er maar weinig die echt een slok, laat staan een glas hebben mogen proeven. Treft het kleine wijnboertje uit de wijnstreek Gaillac in Zuid-Frankrijk enige blaam? Nee volstrekt niet. Misschien heeft hij er zelfs wel geen weet van wat er allemaal is gebeurd door en met zijn wijn. Uit de grote groep mensen die besloten heeft de Nederlandse vinologen de rug toe te keren zijn er een paar die zeggen: “Ik zou die wijn toch eigenlijk weleens echt willen proeven. Zonder de hele heisa die eromheen is gecreëerd. Gewoon stilletjes op mijn eigen manier. De wijn en ik.” En inderdaad trekt een aantal mensen de stoute schoenen aan en vertrekt naar Gaillac, Zuid-Frankrijk.
In deze illustratie zou je de wijn kunnen zien als het Evangelie, het wijnboertje zou zomaar Jezus Christus kunnen zijn. Gaillac in Zuid-Frankrijk staat dan voor de Bijbel en een Bijbelstudie zoals de studie die u nu leest, zou zomaar uw reisgids kunnen zijn.
Basis van het christelijk geloof
Als de kerken door hun enorme verscheidenheid niet meer in staat zijn om het christelijk geloof te verkondigen zonder door een bepaalde gekleurde bril te kijken, wie kan dat nog wel. Als u daar echt een antwoord op geformuleerd zou willen krijgen, zou “waarschijnlijk niemand” het meest voor de hand liggen. Toch is er nog een hele simpele toevoeging op het antwoord op deze vraag mogelijk. “Waarschijnlijk kan niemand, behalve…. God zelf. Als in een zaal vol mensen iemand dat beweert, zal waarschijnlijk een groot gedeelte van de aanwezigen denken, “maar God spreekt vandaag de dag toch niet meer? In ieder geval niet direct?” God geeft inderdaad geen toespraken meer en geeft ook geen persberichten uit, heeft geen internetpagina, Twitter of wat voor modern communicatiekanaal dan ook.
Dus we kunnen ervan uitgaan dat God inderdaad vandaag de dag niet meer rechtstreeks tot ons spreekt. Dit stilzwijgen is niet per se een bewijs van afwezigheid, maar meer voor de hand ligt dat Zijn stilzwijgen het gevolg is van het feit dat Hij in het verleden alles al gezegd heeft. Bij iedere geloofsvraag die vandaag de dag aan God gesteld wordt, volgt dan steevast hetzelfde antwoord. “Dat heb ik toch al gezegd, dat is toch al lang besproken?” en daarna wordt het weer stil.
Er zijn bibliotheken vol geschreven over wat God gezegd heeft en hoe Hij het naar alle waarschijnlijkheid bedoeld heeft toen Hij het liet opschrijven in Zijn Bijbel. Allemaal interpretaties en zonder twijfel allemaal bekeken door de gekleurde bril van de schrijvers. Maar is daar dan aan te ontkomen, kun je Gods woord uitleggen zonder dat je ook maar enigszins gekleurd bent? Waarschijnlijk niet, maar door zo dicht mogelijk bij de tekst te blijven en door vooral vasthouden aan de rode draad van het verhaal dat God ons wil vertellen, zal de kleur tamelijk neutraal blijven.
De kunst van het Bijbellezen
Mede door de uitvinding van de Bijbelsdagboeken wordt de ene dag een stuk gelezen uit het eerste boek van de Bijbel, het boek Genesis, terwijl de volgende dag gelezen wordt uit het evangelie van Johannes om de dag daarna een kleine passage uit de brieven van Paulus te lezen. Stel dat we een behoorlijke roman uit de boekenkast pakken. Laten we zeggen “De ontdekking van de Hemel” van Harry Mulisch. Een boek van 901 pagina’s. Iedere dag, een jaar lang, lezen we op een andere bladzijde van de roman een stuk of 10 regels. Vervolgens gaan we koortsachtig proberen de inhoud en eventuele betekenis van die 10 regels toe passen op ons dagelijks leven. Hoe groot is de kans denkt u dat u na een jaar het verhaal zoals Mulisch het bedoeld heeft ook daadwerkelijk kunt navertellen? Het zou verbazingwekkend zijn als u dat kunt en al even verbazingwekkend dat u de energie hebt om het te proberen. Toch probeert de Schrijver van de Bijbel, ongeacht wie Hij het daadwerkelijke schrijfwerk heeft laten doen, net als Mulisch u een verhaal te vertellen. Door de vaak buitengewoon twijfelachtige manier van lezen in en uit de Bijbel zorgen we er eigenlijk zelf voor dat we niets meer van het verhaal begrijpen.
De eerder beschreven vreemde manier van Bijbellezen, maakt dat de Bijbel meer wordt behandeld als een gedichtenbundel. Sommige gedichten zullen zonder probleem uit het hoofd kunnen worden voorgedragen terwijl van andere gedichten alleen met moeite een paar zinnen kunnen worden geciteerd. Maar uiteindelijk zullen de meeste gedichten uit de bundel niet worden onthouden. Het zomaar citeren van een aantal regels uit de Bijbel houdt meestal in dat die teksten er worden uitgelicht om bijvoorbeeld gelijk te krijgen in een discussie of om te manipuleren. In de volgende passage uit de Bijbel wordt deze manier van het gebruik van de Bijbel geïllustreerd:
“Toen werd Jezus door de Geest weggeleid naar de woestijn om verzocht te worden door de duivel. En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger. En de verzoeker kwam bij Hem en zei: Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze stenen broden worden. Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt. Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad en zette Hem op het hoogste gedeelte van de tempel, en hij zei tegen Hem: Als U de Zoon van God bent, werp Uzelf dan naar beneden, want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen voor U bevel zal geven, en dat zij U op de handen zullen dragen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot. Jezus zei tegen hem: Er staat eveneens geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken. Opnieuw nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg, en hij liet Hem al de koninkrijken van de wereld zien, met hun heerlijkheid, en zei tegen Hem: Dit alles zal ik U geven, als U knielt en mij aanbidt. Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel Hem gaan; en zie, engelen kwamen en dienden Hem.” (Mattheüs 4:1-11 HSV)
Een hakketakgesprek waarbij de Bijbelse argumenten van satan worden ontzenuwd doordat Jezus er weer andere Bijbelse argumenten tegenover zet. Hieruit blijkt dat in de Bijbel altijd wel een tekst te vinden is, die, als hij op een bepaalde manier wordt gebruikt, kan dienen om een bepaald doel te bereiken. Het is wel duidelijk dat de tekst zelf waarschijnlijk niet voor dat specifieke doel geschreven is. Nu is het ook weer niet zo dat het gebruik van Bijbelteksten een slechte zaak is. Ook Jezus citeert regelmatig, maar wel altijd correct op de lijn van de Bijbel, de draad die door de hele Bijbel loopt en die alles in de Bijbel verbindt. Daarom is het zo belangrijk dat die verhaallijn in de Bijbel wordt gevonden. Ik kom hier later op terug.
Iedereen zijn eigen Bijbel
Een roman vertalen is een vak op zich. Professionele vertalers proberen zo dicht mogelijk bij het origineel te blijven. “De literair vertaler doorgrondt het boek dat hij vertaalt van a tot z. Hij beheerst de taal, kent de woorden (en werkelijk alle mogelijke betekenissen), begrijpt de grammatica en ziet hoe de taal in de context wordt gebruikt. En hij kan een tekst produceren die op alle vlakken het equivalent is van de originele tekst. Dus net zo grappig, poëtisch of obscuur, met even leuke woordgrapjes, net zulke snelle dialogen en mooie natuurbeschrijvingen.” (Taalunie, 2016)
De vraag is of het bij de Bijbel ook zo het geval is. In sommige gevallen wel. Sommige vertalers hebben expliciet de opdracht gekregen om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke teksten te blijven. De Statenvertaling en de Naardense Bijbel zijn hier de bekendste van. Daarnaast zijn er veel vertalingen die weer een vertaling van een vertaling zijn. Vertaalfouten kunnen bij deze manier van vertalen onbedoeld enorm worden uitvergroot. Maar natuurlijk wordt de objectiviteit van de vertaling pas echt onder druk gezet door de bekende gekleurde bril. Over het algemeen zie je dat grote kerkgenootschappen hun eigen vertaling hebben omarmd. Het laat zich raden waarom. Zo hebben de katholieken de Willibrordvertaling, de gereformeerden de NBG en de Jehova getuigen hebben hun Nieuwe-Wereldvertaling. Duidelijk is dat kleine verschillen grote gevolgen kunnen hebben.
Alleen al over de eerste zin van de Bijbel zijn enorm veel boeken geschreven. De meningen over het scheppingsverhaal zijn nog steeds verdeeld. Binnen de kerken is algemeen aanvaard dat in het begin van de Bijbel beschreven staat hoe God ongeveer 6000 jaar geleden in zes dagen de aarde geschapen heeft. Deze leer staat op gespannen voet met dat wat vanuit de wetenschap over de aarde bekend is geworden. Eén theorie heeft alles wel heel erg op scherp gezet. De theorie van de theoloog Charles Darwin, beter bekend als de evolutietheorie. De vraag is of je deze tegenstelling kunt terugbrengen tot een vertaalkwestie. Volgens aanhangers van de restitutieleer wel. Volgens hen biedt de eerste zin van de Bijbel ruimte voor een andere benadering. Het zou dan in Genesis 1 niet gaan om het scheppingsverhaal, maar om het herscheppingsverhaal. Veel bekende mensen uit de christelijke wereld hebben deze leer aangehangen, Johannes de Heer bijvoorbeeld. De basis van de restitutieleer ligt in de vertaling van de eerste regel van de Bijbel. Natuurlijk heeft de leer een veel diepere Bijbelse onderbouwing, maar het idee dat wellicht de keuze die vertalers in het verleden hebben gemaakt de oorzaak zou kunnen zijn van de nu nog steeds voortdurende discussie over het scheppingsverhaal geeft de kwetsbaarheid van het vertalen aan.
Het Nieuwe Testament heeft nog een extra probleem waardoor het vertalen soms nog lastiger wordt. Het Nieuwe Testament is geschreven in het Grieks en dat is niet de moerstaal van de mensen die dit deel van de Bijbel hebben opgeschreven. De apostel Paulus was dan van geboorte geen Jood, maar we moeten aannemen dat het Hebreeuws wel zijn moerstaal was en het Grieks een tweede taal. In ieder geval is het moeilijk voor vertalers om teksten te vertalen die in oorsprong al niet ABG (algemeen beschaafd Grieks) zijn. Hoe vertaal je een Nederlandse tekst die vol staat met Frisismen zoals: “Ik ga op bed”, “Mijn les duurt tot twintig over drie”, “Die test moet overnieuw”, “waar kom jij weg” in het Engels?
Naast de problemen van het vertalen worden teksten vaak uitgelegd op een manier zodat ze passen in een menselijke theorie.
In het Mattheüs-evangelie staat beschreven dat Jezus leerde in de synagoge. Er wordt duidelijk niet bedoeld dat hij student was en onderwijs genoot, maar juist andersom. Jezus gaf college en collega-onderwijzers waren verbaasd over zijn kennis, wijsheid en kracht. Zo verbaasd dat ze toch even wilden weten of er niet sprake was van een of andere verwisseling. Ze vroegen zich openlijk af: “Is Dit niet de Zoon van de timmerman? En heet Zijn moeder niet Maria, en Zijn broers Jakobus en Joses, en Simon en Judas? En Zijn zusters, zijn zij niet allen onder ons? Waar heeft Deze dan dit alles vandaan?” (Mattheüs 13:55,56)
Een rooms-katholiek theoloog zal totaal geen problemen hebben met het aanvaarden dat bijvoorbeeld Benjamin de broer van de bekende oudtestamentische figuur Jozef is. Hij zal het als rooms-katholiek veel minder makkelijk hebben met de biologische broers en zussen van Jezus. Hij zal veel eerder beweren dat het in dit Bijbelgedeelte om geloofsgenoten gaat, broeders en zusters in het geloof. Voor hem kunnen het onmogelijk de biologische broers en zussen van Jezus zijn omdat de rooms-katholieke kerk leert dat Maria nog maagd was toen ze opgenomen werd in de hemel. Dit dogma is de Maria-Tenhemelopneming of Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart. De officiële tekst van de dogmaverklaring luidt: “Daarom na telkens en telkens opnieuw onze smeekbeden tot God te hebben verheven en de Geest der Waarheid te hebben aangeroepen: tot glorie van de Almachtige God, die met bijzondere welwillendheid zijn gaven aan de Maagd Maria heeft uitgedeeld: ter ere van zijn Zoon, de onsterfelijke Koning der eeuwen en de overwinnaar op zonde en dood; tot grotere roem van Christus’ eerbiedwaardige Moeder en tot blijdschap en jubel van heel de Kerk; op gezag van Onze Heer Jezus Christus,van de Zalige Apostelen Petrus en Paulus en dat van Onszelf: roepen Wij uit, verklaren en definiëren Wij, dat het een door God geopenbaard dogma is: dat de Onbevlekte Moeder Gods altijd Maagd Maria, na het voltooien van haar aardse levensbaan, met lichaam en ziel tot de hemelglorie is opgenomen.” (Munificentissimus Deus, 44)
Overeenkomsten tussen roman en Bijbel
Als je tegen iemand zegt: “Je moet dat boek eens lezen”, dan wordt meestal direct de vraag gesteld: “Waar gaat het over?”
Een hele simpele vraag, maar het antwoord is vaak veel minder makkelijk gegeven. Tenminste als het antwoord niet heel kort en bondig wordt gehouden. Antwoorden als: “Een onmogelijke liefde”, of “Over de Tweede Wereldoorlog”, zijn zo algemeen dat ze niet heel moeilijk te noemen zijn, maar ze zeggen eigenlijk helemaal niets over het boek. Een veel uitgebreider antwoord heeft weer als gevaar dat je het plot van het boek prijsgeeft, met als gevolg dat niemand meer de neiging heeft het boek te gaan lezen.
In het geval van de Bijbel gaat het eigenlijk niet anders. Ik zeg tegen u: “Je moet hem eens gaan lezen” en u vraagt mij: “Waar gaat het over?” Het meest korte antwoord dat ik kan bedenken is dan: “Over het Evangelie”. “Maar wat betekent dat dan: Evangelie?”
Evangelie komt van het Griekse woord euangelion, dat ‘goede’ of ‘blijde boodschap’ betekent. En die blijde boodschap houdt in dat in de Bijbel Gods plan beschreven staat. Gods plan om een schepping die in verkeerde handen is gevallen, weer terug in zijn handen te krijgen. De volgende informatie die de aspirant lezer vaak graag wil hebben, is wie de hoofdpersoon is. In het geval van de Bijbel is dat in eerste instantie veel minder duidelijk. Pas op het laatst van het boek wordt door een bepaalde persoon aangegeven dat het hele voorgaande over Hem gaat. “En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was.” (Lukas 24:25-27 HSV) Het was klaarblijkelijk niet voor iedereen even duidelijk en het moest door de hoofdpersoon zelf worden uitgelegd dat de hele Bijbel eigenlijk maar één echte hoofdpersoon heeft. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament is dat Jezus Christus.