Rijdend op een ezel

In alle vier de Evangeliën wordt verteld over wat algemeen bekend is als “de intocht in Jeruzalem”. Maar van een koninklijke íntocht was toen zeker geen sprake. Het was slechts een tocht náár Jeruzalem. Degene die “kwam, én straks zal komen, in de Naam des Heeren” (Naam van Jehovah) weent namelijk bij deze gelegenheid over de stad van David. Het was op díe dag (exact de laatste van de 69-ste jaarweek) nog niet het moment voor een feestelijke intocht ter gelegenheid van het Koningschap over Jeruzalem en het volk Israël. De 70-ste jaarweek brak toen zelfs niet aan en dat moment ligt ook nu nog in de toekomst.

Vol van typologie

De Here Jezus kwam vanuit Bethanië, gelegen op de Olijfberg, ten oosten van Jeruzalem, zo vertelt deze geschiedenis, die vol is van typologie. Bijvoorbeeld over het ongebonden ezelsveulen, dat een beeld is van de Gemeente. Als de Heer in de toekomst verschijnt als Koning, is Hij niet alleen. Degene met de doorstoken handen en voeten komt dan met de Zijnen. Hij is “rijdend op een ezel”.

De PDF op deze pagina is een weergave van de studie die via Stichting Vlichthus te downloaden is. Er is via, Vlichthus.nl, ook een hardcopy van de studie te bestellen. Wij danken Vlichthus voor hun werk.

(Zacharia 9:9) Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen.

(Markus 11:1-11) En toen zij Jeruzalem genaakten, te Beth-Fagé en Bethanië, aan den Olijfberg, zond Hij twee van Zijn discipelen uit, (2) En zeide tot hen: Gaat heen in het vlek, dat tegen u over is; en terstond als gij in hetzelve komt, zult gij vinden een veulen gebonden, op hetwelk geen mens gezeten heeft, ontbindt het, en brengt het. (3) En indien iemand tot u zegt: Waarom doet gij dat? Zo zegt, dat de Heere hetzelve van node heeft; en hij zal het terstond herwaarts zenden. (4) En zij gingen heen, en vonden het veulen gebonden bij de deur, buiten aan de wegscheiding, en zij ontbonden hetzelve. (5) En sommigen van degenen, die aldaar stonden, zeiden tot hen: Wat doet gij, dat gij het veulen ontbindt? (6) Doch zij zeiden tot hen, gelijk Jezus bevolen had; en zij lieten ze gaan. (7) En zij brachten het veulen tot Jezus, en wierpen hun klederen daarop; en Hij zat op hetzelve. (8) En velen spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen meien van de bomen, en spreidden ze op den weg. (9) En die voorgingen en die volgden riepen, zeggende: Hosanna! gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren! (10) Gezegend zij het Koninkrijk van onzen vader David, hetwelk komt in den Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen! (11) En Jezus kwam binnen Jeruzalem, en in den tempel; en als Hij alles rondom bezien had, en het nu avondstond was, ging Hij uit naar Bethanië met de twaalven.