Schepping, evolutie of restitutie?

Als gelovige mensen het onderling, of met ongelovige mensen hebben over hoe de aarde als zodanig is ontstaan, komen ze al snel terecht in een eindeloze discussie. Er zijn verschillende theorieën over het ontstaan van de aarde, het heelal en het leven. Wetenschappelijke theorieën worden vaak lijnrecht tegenover religieuze gezet. In de loop van de tijd is er een soort loopgravendiscussie ontstaan over deze verschillende theorieën. Zal er ooit een einde komen aan de discussie? Dat is niet te zeggen, maar proberen elkaars theorieën te begrijpen kan een eerste stap in de goede richting zijn.

Begripsbepaling

Creationisme (Schepping)

Het creationisme is de overtuiging of opvatting dat het universum en de aarde, maar ook alle planten, dieren en de mens, hun ontstaan te danken hebben aan een bijzondere scheppingsdaad.

Naast het Christelijke geloof zijn er ook andere overtuigingen binnen het Creationisme, zoals bijvoorbeeld het Intelligent Design.

Intelligent Design

Dit gaat uit van het idee dat alles wat er is, volgens een bepaald ontwerp tot stand is gebracht. Er moet een intelligentie zijn die alles heeft doen ontstaan, dan wel geschapen heeft, maar noemt de schepper per definitie niet God. Het meest populaire argument voor Intelligent Design is gegeven door William Paley. In zijn boek Natural Theology vergelijkt hij de “intelligente” ontwerper met een horlogemaker. Hij schrijft:

“Stel dat ik tijdens een wandeling over de heide tegen een steen stoot en men zou me vragen hoe die steen daar is terechtgekomen, dan zou ik kunnen antwoorden dat die steen daar altijd heeft gelegen. Als ik niet wist dat dit niet het geval was, zou het waarschijnlijk ook niet eenvoudig geweest zijn om deze bewering te weerleggen. Maar stel daarentegen dat ik een horloge op de grond had gevonden en men had me gevraagd hoe die daar zou zijn gekomen. In dat geval zou het eerder gegeven antwoord, namelijk dat het horloge daar naar mijn beste weten altijd al had gelegen, absoluut niet bij mij zijn opgekomen.”

Hij maakt dus het verschil duidelijk tussen natuurlijke fysieke voorwerpen als stenen enerzijds en ontworpen voorwerpen anderzijds. Als we de kei bestuderen dan zien we dat die geen duidelijke functie vervult en slechts het gevolg is van natuurlijke krachten. Bij de studie van het horloge evenwel zien we de tandradertjes, veertjes en andere onderdelen die op een ingewikkelde manier samenwerken om aan te geven hoe laat het is. Paley concludeert dat het horloge een ontwerper moet hebben gehad, omdat de kans dat zoiets vanzelf door de natuurkrachten ontstond zo goed als nul is. Het is onwaarschijnlijk dat wanneer alle onderdelen van een horloge in de lucht gegooid worden, ze bij het terechtkomen op de grond weer een werkend horloge vormen. Vervolgens zegt Paley dat elke indicatie van uniekheid en van ontwerp, zoals bij een horloge, ook aanwezig is in de natuur.

In een ander voorbeeld vergelijkt hij het menselijk oog met een telescoop en concludeert dat het oog gemaakt is om te zien, net als de telescoop is ontworpen om ons zicht te vergroten. Het oog moet dus, net als de telescoop, een ontwerper hebben gehad.

Aanhanger zijn van het feit dat de wereld en al wat daar op leeft is geschapen wil nog niet zeggen dat je gelooft in het scheppingsverhaal van de Bijbel. Over de manier waarop de schepping zich heeft voltrokken, zijn erg veel overleveringen. De Grieken, de Vikingen, de Egyptenaren enz. enz.; ze hebben allemaal een eigen versie van een scheppingsverhaal.

Hetzelfde geldt voor een aanhanger van evolutie. Het wil niet meteen zeggen dat die aanhanger ook een aanhanger is van de evolutietheorie.

Evolutie

Evolutie is de gestage ontwikkeling van het leven op aarde waarbij alles van een lager op een hoger plan terecht komt. De belangrijkste theorie gebaseerd op evolutie is de evolutietheorie. De evolutietheorie is de natuurwetenschappelijke verklaring voor de evolutie van het leven en voor de verscheidenheid aan soorten op aarde. Ze beschrijft het proces waarbij erfelijke eigenschappen binnen een populatie van organismen veranderen in de loop van de generaties als gevolg van genetische variatie, voortplanting en natuurlijke selectie.

De evolutionist is overtuigd van een ontwikkeling van het leven op aarde zonder een sturende kracht.  

Over de manier waarop de evolutie zich in de tijd heeft voorgedaan, dus zonder sturende kracht, bestaan verschillende theorieën. De meest bekende daarvan is de evolutietheorie van Darwin, maar er zijn ook nog andere theorieën. Een paar hiervan worden hieronder uitgelicht.

Evolutietheorie van Darwin

Charles Darwin, zelf theoloog, legde met zijn evolutietheorie en het mechanisme van de natuurlijke selectie, beide beschreven in zijn boek The Origin of Species, de basis voor de moderne biologische kennis. Zijn theorie was: “Het is niet de sterkste soort die overleeft, noch de meest intelligente. Het is degene die zich het beste kan aanpassen.”
De theorie legt uit hoe planten, dieren en zelfs de mens zijn ontstaan uit een voorouder en zich dankzij natuurlijke selectie aan hun omgeving hebben aangepast. Darwin beweerde dat iedere soort is ontstaan uit een voorouder. Dit betekent dat soorten in de loop van de tijd kunnen veranderen. Ook stelde hij dat het voortplantingssucces van een soort afhangt van zijn eigenschappen en dat alleen de eigenschappen die het best in zijn omgeving passen, worden doorgegeven aan de volgende generatie. Daardoor passen soorten zich steeds verder aan. De evolutietheorie heeft drie basisprincipes: variatie, selectie en erfelijkheid.

Oersoep

Volgens verscheidene theorieën over abiogenese, het ontstaan van leven uit niet-levende materie, is het leven hier op aarde ontstaan uit een oersoep. Deze oersoep zou bestaan uit water en biologisch materiaal, die op hun beurt door chemische reacties in de oer-atmosfeer zijn ontstaan. De oer-atmosfeer bestond voornamelijk uit chemische elementen (zoals methaan etc.), die onder invloed van hitte werden afgebroken tot ionen (een elektrisch geladen atoom of molecuul). Deze ionen vormden bepaalde bindingen door elektrische ontlading. De bindingen die hieruit ontstaan zijn, zouden de basis van de bouwstoffen van levende wezens hebben gevormd.

De oerknal


Er bestaat ook een kosmologische theorie, die er vanuit gaat dat 13,8 miljard jaar geleden, het heelal ontstond uit een enorm heet punt, met een bijna oneindig grote dichtheid en dat ons heelal uit een oerknal is ontstaan. Een van de wetenschappers die hier van overtuigd was, was Edwin Hubble. Hij ontdekte als astronoom en kosmoloog bijvoorbeeld nieuwe sterrenstelsels en hij zag dat verre sterrenstelsels van ons af bewegen. Het leek er op dat het heelal groter wordt. Dat het aan het uitzetten is. Dat was stof tot nadenken. Als naarmate de tijd vordert alles van elkaar af beweegt, kun je dat ook omkeren. Terug in de tijd beweegt alles naar elkaar toe en wordt het heelal kleiner. Hoe langer je teruggaat in de tijd, hoe dichter al die sterrenstelsels tegen elkaar zitten. En, als je maar ver genoeg terug gaat, is er dus ergens een moment dat alle materie in het heelal, dus waar alle sterren, alle planeten en alle mensen van gemaakt zijn ooit in één zelfde punt heeft gezeten. Vanuit dit punt is alles begonnen en met een enorme knal is het uit elkaar gespat. Dat noemen we de oerknal. Waarom alles zo is gegaan en wat er dan voor de oerknal was, dat weten ook de kosmologen niet.

Probleemstelling

Het scheppingsverhaal van Genesis wordt door christenen tegenover de evolutietheorie geplaatst. Er is een loopgravendiscussie ontstaan die er soms heel heftig aan toe gaat. Is dat terecht?

Appels en peren

Als je kijkt naar de definitie van creationisme en evolutie, valt op dat de twee opvattingen op een heel andere schaal zitten. Het creationisme gaat uit van de het ontstaan en de ontwikkeling van zowel het universum, als het dieren- en plantenleven op aarde. De evolutietheorie daarentegen handelt voornamelijk over de ontwikkeling van de soorten. Eigenlijk liggen de twee aandachtsgebieden zo ver uit elkaar dat het onlogisch is om ze tegenover elkaar te zetten.

Verwerkingstijd

Een ander opvallend verschil tussen de evolutionisten en de creationisten is de tijdspanne waarin de ontwikkelingen zich hebben voorgedaan. De evolutionisten praten al snel over miljarden jaren, terwijl de creationisten zich daar minder over uitlaten. Veel christelijke creationisten geloven dat het scheppingsverhaal van de Bijbel spreekt over een schepping in 6 dagen. De meeste Christenen gaan daarbij uit van een dag van 24 uur. Er zijn er ook die aan de hand van Psalm 90 en 2 Petrus 3:8 uitgaan van ongeveer 6000 jaar.

(2 Petrus 3:8) Doch deze ene zaak zij u niet onbekend, geliefden, dat één dag bij den Heere is als duizend jaren, en duizend jaren als één dag.

Het probleem bij het toepassen van deze tijdrekening op onze tijdsindeling is dat de eerste mens Adam dan, op de dag dat hij geschapen werd, ook zo ongeveer zou zijn gestorven. Adam is volgens de Bijbel namelijk negenhonderddertig jaar geworden.

In den beginne schiep

Het eerste boek van de Bijbel is het boek Genesis en wordt vertaald met wording of ontstaan. In de Hebreeuwse Bijbel heet het Bijbelboek Genesis: In den beginne.  We zoemen in op de eerste woorden van de Hebreeuwse Bijbel. De Bijbel begint met de eerste woorden in het boek Genesis: Bereshiet bara elohim”.
Het eerste woord is beréshiet, een samenvoeging van het woord réshiet (hoofd, voornaamste, leider, begin) en het voorvoegsel be (in). Het wordt vertaald met “In den beginne”. De combinatie van be en réshiet komt verder nergens in het Oude Testament voor. Het geeft daarmee een bijzonder begin aan. Het begin van alles, het begin van tijd. Voor dit begin was er niets, behalve God zelf natuurlijk. In het Nieuwe Testament en dus vanuit het Grieks komt deze term In den beginne drie keer voor. In Johannes 1:1 en 2 en in Hebreeën 1:10.

Johannes 1:1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. (2) Dit was in den beginne bij God.

Hebreeën 1:10 En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen;

Het woord na beréshiet is bara (scheppen, creëren).  Een woord dat in het scheppingsverhaal alleen gebruikt wordt, als er sprake is van het uit het niets creëren van iets nieuws. In het scheppingsverhaal wordt het woord bara (scheppen, creëren) maar vijfmaal gebruikt. Andere woorden van gelijke strekking zijn: hajah (zijn, of een vervoeging daarvan. “Er zij licht en er was licht”), asha (maken) en jatsar (formeren, modelleren).

We hebben dan “In den beginne schiep“, gevolgd door “Elohim”. De eerste woorden van het boek Genesis zijn dus Bereshiet bara elohim” en dat wordt vertaald met “In den beginne schiep God”. Het gehele eerste vers van de Bijbel is: “Bereshit bara Elohim et hashamayim ve’et ha’arets.” Dit betekent: “In den beginne schiep God den hemel en de aarde.”

Was of werd

Als we in vers twee verder lezen, staat er: “De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond…” Zo op het eerste gezicht zou je bij het lezen van dit vers kunnen denken dat God chaos heeft geschapen in plaats van orde. Jesaja 45:18 geeft echter klip en klaar aan dat God geen woeste en ledige aarde heeft geschapen, maar een aarde waarin wij zouden kunnen wonen.

(Jesaja 45:18) Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, [maar] heeft ze geformeerd, opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer.

God schiep dus een perfect ordelijke aarde waarin wij konden leven en die aarde is dan blijkbaar woest en ledig geworden. Maar er staat in de meeste Bijbelvertalingen niet werd of is geworden, maar was en dat is de verledentijdsvorm van zijn. De vervoeging die in Genesis 1:2 wordt gebruikt is hajetha. Hoewel dat werkwoord elders in de Bijbel meestal met was wordt vertaald zijn er ook, en met recht, andere vertalingskeuzes gemaakt:

Genesis 3:20 – is geworden

Genesis 38:22 – is geweest

1 Samuel 4:7 – is geschied

Psalm 114:2 – werd

Als we uitgaan van Jesaja 45:18 en er dus vanuit gaan dat God niet iets gemaakt heeft wat in beginsel niet deugde, is een andere vertaling meer voor de hand liggend. De Naardense Bijbelvertaling die bekend staat om in de vertaling zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst te blijven, vertaalt de eerste vier verzen van Genesis als volgt:

Naardense Bijbelvertaling:
1 Bij begin is God gaan scheppen, de hemelen en het aardland.
2 Het aardland is in z’n geschieden geworden woestheid en warboel, en duisternis op het aanschijn van de oervloed, en geestesadem van God wervelend over het aanschijn van de wateren.
3 Dan zegt God: geschiede er licht! en er geschiedt licht.
4 God ziet het licht aan: ja, het is goed! Zo brengt God scheiding aan tussen het licht en de duisternis.

Een mogelijke vertaling zou ook heel goed kunnen zijn:

(Genesis 1:1-4) In het begin schiep God hemel en aarde. De aarde nu werd woestheid en ledigheid wegens het verschijnen van de duisternis op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht en God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis.”

Restitutieleer

We zijn dan min of meer vanzelf aangekomen bij de restitutieleer. Dit is de christelijke leer die ervan uitgaat dat God hemel en aarde perfect heeft geschapen, met als doel dat wij mensen op de aarde konden wonen en leven. Deze schepping wordt beschreven in Genesis 1:1. “In den beginne schiep God den hemel en de aarde.” De tijd die God voor dit scheppen nodig had, wordt in de Bijbel niet beschreven en kan miljarden jaren in beslag genomen hebben. Op die wereld leefden wellicht de dinosaurussen en andere prehistorische diersoorten. Maar er is iets gebeurd. Het is misgegaan en dat had te maken met “de duisternis” die op de aarde verscheen. Hoe dat eruit zag wordt beschreven in Genesis 1:2 “De aarde nu werd woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.” God besloot vervolgens over te gaan tot het herstel van Zijn schepping. Hij ging de schepping repareren, herstellen. Het eerste wat Hij daarvoor deed, is het Licht tegenover de duisternis zetten. Hij maakte scheiding tussen het Licht en de duisternis en hij zag dat het Licht goed was.

(Genesis 1:3-5) En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht. En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis. En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.

Dat dit iets anders was dan het 24 uurs dag en nacht ritme, blijkt uit het feit dat God het andere licht pas op de vierde dag maakte.

(Genesis 1:14-19) En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren! En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde! En het was alzo. God dan maakte die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren. En God stelde ze in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde. En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag.

De restitutieleer is een oude christelijke leer die vooral in Engeland nog lang als normaal is aanvaard. Grote namen als Sir Robert Anderson, Dr. C.I. Scofield, Johannes de Heer, Ab Klein Haneveld, Hal Lindsey waren en zijn Bijbeluitleggers die uitgingen of uitgaan van een kloof van tijd, wellicht miljarden jaren, tussen [simple_tooltip content=’Genesis 1:1′]Genesis 1:1[/simple_tooltip] en [simple_tooltip content=’Genesis 1:2′]Genesis 1:2[/simple_tooltip].

Conclusie

Er zijn meerdere argumenten om het scheppingsverhaal van Genesis niet tegenover de evolutietheorie te plaatsen. Het is, zoals eerder gezegd, appels met peren vergelijken. Het creationisme gaat uit van een ‘Schepper’ en de evolutietheorie verklaart het ontstaan van leven uit de natuurwetenschap. In beide gevallen is het ontstaan van het allereerste ‘iets’, iets onverklaarbaars en wordt men gedwongen uit te gaan van een aanname. Ofwel aannemen dat God, de Schepper, het allereerste ‘iets’ is geweest maar dat ook Zijn begin niet bekend is, ofwel dat het allereerste natuurverschijnsel in het heelal er zomaar was en het begin daarvan ook onbekend is.
Dat juist veel Christenen zich vasthouden aan het klassieke scheppingsverhaal komt wellicht voort uit het onvermogen om de oude restitutieleer weer te omarmen. Dan zou een vorm van evolutie heel goed naast de schepping door de Schepper kunnen staan. Een einde aan de loopgravendiscussie is dan dichterbij dan gedacht.